Uitmarktdebat zondagmiddag 26 augustus 2007 | ||
Het Uitmarktdebat geldt inmiddels als de aftrap van het cultuurpolitieke seizoen. Dit vijfde Uitmarktdebat stond in het teken van de verhoging van de eigen inkomsten van culturele instellingen en werd gehouden op zondagmiddag 26 augustus 2007. | ||
In een periode waarin de toegangsprijzen voor kunst en cultuur tientallen procenten méér zijn gestegen dan de inkomens en de inflatie, de budgetten van veel kunstinstellingen zijn afgenomen door generieke kortingen en de productiekosten alleen maar stijgen, is nu de vraag: hoe kan de kunstwereld verder verzakelijken? Kan de kunstwereld (podiumkunsten, de museale wereld en andere ‘producerende’ instellingen) deze kabinetsperiode het artistieke niveau handhaven of zelfs versterken?
Verslag debat Het jaarlijkse Uitmarktdebat, dat Kunsten ’92 in samenwerking met Kunst van Vooruitzien en Paradiso organiseert, stond dit jaar in het teken van het profijtbeginsel. Een bezuiniging van 10 miljoen op de cultuurproducerende instellingen met ingang van 2009 en een investering van 15 miljoen om de sector in staat te stellen meer eigen inkomsten te verwerven, was het compromis dat minister Plasterk de culturele sector heeft aangeboden in plaats van een korting van 50 miljoen op basis van het cultuurprofijtbeginsel, zoals aanvankelijk in het regeerakkoord was voorzien. Toch is er nog steeds voldoende onrust in de culturele sector over deze bezuinigingen. Als voorschot op de aftrap van de Commissie Cultuurprofijt deed Bureau Berenschot in opdracht van Kunsten ’92 onderzoek naar de mogelijke maatregelen die kunstinstellingen zouden kunnen nemen om meer eigen inkomsten te genereren. Over de uitkomsten van dat onderzoek werd op 26 augustus in Paradiso gedebatteerd door Kamerleden Atzo Nicolaï (VVD), Hans van Leeuwen (SP), John Leerdam (PvdA) en Frans de Nereé tot Babberich (CDA) en directeur van het Bredase Chassé theater Cees Langeveld, Berenschotonderzoeker Bart Drenth, fiscaal econome Sigrid Hemels en marketing deskundige Wolter Lommerde. Na een inleiding van Ad ´s-Gravesande (te lezen op de website van Kunsten’92) gooide debat leiden Paul Witteman een voor een de door Berenschot onderzochte mogelijkheden in de groep om over de voor- en nadelen daarvan te discussiëren. Generieke prijsverhoging De Kamerleden zijn verdeeld over de generieke prijsverhoging. Leerdam vindt dat een prijsverhoging best kan bij grote producties, maar dat kleine zalen moeten worden ontzien. Het CDA vindt dat een verhoging van 5% moet kunnen. Bart Drenth wijst erop dat een algemene prijsverhoging een nogal bot instrument is. Je sluit mensen uit van cultuur en je zou een neerwaartse spiraal in kunnen zetten. Dat is ook de reden waarom SP’er Van Leeuwen niets ziet in het instrument. Ook de VVD ziet er niets in: ‘Waarom moet bovendien de politiek over die prijsverhoging gaan? Is dat niet een taak voor de schouwburgdirecteuren?’ Prijsdifferentiatie Bart Drenth wijst erop dat prijsdifferentiatie een werkbaar middel is om meer inkomsten te genereren. Aan de bovenkant levert het immers meer recette op. Aan de onderkant worden de prijzen goedkoper en dat levert meer verkochte stoelen op. Het probleem is dat veel theaters in Nederland niet echt geschikt zijn voor differentiatie. ‘En de principiele vraag blijft: vind je het erg dat de ene helft van de bezoekers aan de cocktail zit, terwijl de andere helft in de regen moet wachten. Aan de andere kant betalen de mensen met die dure kaartjes de goedkope kaartjes voor de anderen.’ Om dat mogelijk te maken moeten vooral schouwburgen en gezelschappen meer op basis van partage (winstdeling) gaan werken. Nu koopt een schouwburg een gezelschap vaak uit, waardoor de laatste niets terug ziet van de winst bij prijsdifferentiatie. Witteman vraagt aan Martijn Sanders, voorzitter van de Commissie Cultuurprofijt, wat hij als oud-directeur van het Concertgebouw van prijsdifferentiatie vindt. Als oud-directeur is hij voor, maar als voorzitter wijst hij op de vele andere mogelijkheden die er zijn en die Berenschot eveneens onder de loep heeft genomen. Hij wijst ook nog eens op de doelen van de commissie zijn: ‘Het is niet de bedoeling van de commissie om 10 miljoen binnen te halen en dan achterover te gaan leunen. De bedoeling is om te kijken of we een veelheid van die 10 miljoen kunnen binnenhalen, gestimuleerd door die 15 miljoen extra geld van de overheid. Er moet een win-win situatie ontstaan waarbij de sector er op vooruit gaat, omdat de bedrijfstak financieel gezonder is geworden en waarbij de overheid 10 miljoen per jaar overhoudt.’ Sterkere marketing Langeveld merkt op dat gesubsidieerde gezelschappen geen goede marketing nodig hebben, omdat ze toch door de podia worden uitgekocht. ‘Dat systeem zou eigenlijk moeten veranderen.’ Het doet Nicolaï in ieder geval goed dat marketing geen vies woord meer is binnen de kunsten. ‘Maar één publiciteitsmedewerker is natuurlijk geen marketing. Ik vind dat je als instelling best meer vanuit je publiek mag denken.’ Hemels meent dat marketing niet alleen belangrijk is om meer publiek te trekken, maar ook om een sterkere duurzame band met je publiek te op te bouwen, door middel van bijvoorbeeld vriendenverenigingen. Onderzoeker Drenth legt uit dat een sterkere marketing na wat investering zeker geld zou kunnen opleveren. ‘Toch moet je ook in dit geval gedifferentieerd denken. Kleine gezelschappen met een experimenteel aanbod hebben helemaal geen groot marketingapparaat nodig.’ Kunsten ’92 Nieuwsbrief 37 november 2007 De publieke omroep De etalagefunctie is belangrijker, zegt Bart Drenth. ‘In het aandacht besteden aan kunst en bekendheid geven aan culturele instellingen en producties door de publieke omroep is veel te winnen.’ Witteman vraagt zich af hoeveel geld van de extra 100 miljoen aan cultuurgelden naar de publieke omroep zou moeten gaan om die etalagefunctie te versterken. Volgens Leerdam zou dat best de helft mogen zijn. ‘Kunst zou veel meer aandacht moeten kunnen krijgen op tv. En dat zou bijvoorbeeld kunnen via themakanalen.’ Nicolaï: ‘Ik vind dat de omroepen daar vooral zelf meer verantwoordelijkheid in moeten nemen, los van het feit dat ik ook vind dat er meer geld naar de publieke omroep moet. Er ligt teveel nadruk op het marktaandeel van de omroepen en die druk komt niet van de VVD. Cultuur op televisie kan veel mensen bereiken, maar dat vergt duidelijke keuzes van de politiek en minder vraaggericht redeneren vanuit de omroepen.’ Hij krijgt daarin bijval van Ad ‘s-Gravesande die als oud-voorzitter van de AVRO meer cultuur op televisie wilde brengen: ‘Daar werd niet iedereen blij van, omdat de cultuurprogramma’s vaak niet aan de marktaandeelverwachtingen voldeden. Ik vind echter dat inhoud voorop moet staan en dat je in doelgroepen moet denken. Niet in marktaandeel. Maar daarvoor is bij de publieke omroep een mentaliteitsverandering nodig.’ Sponsoring en mecenaat Beleidsprogramma’s Reactie Kunsten ’92 Het is zéér de vraag of en op welke termijn dergelijke maatregelen een bezuiniging van 10 miljoen zou kunnen opvangen. En dat wil dit kabinet wel. Kunsten ’92 wijst erop dat er in de kunstensector nog altijd grote achterstanden bestaan, die ingelopen moeten worden. Toegangsprijzen zijn sinds 1994 al meer dan verdubbeld en salarissen lopen achter. Kunsten ’92 roept de overheid dan ook op om eerst zorgvuldig te bezien waar versterking van de sector nodig is, ook om de ambities van het kabinet waar te maken. Verzakelijking is geen doel op zich: wat er te zien, te horen en te lezen valt, moet uitdagen, inspireren en prikkelen. De kwaliteit van het aanbod moet voorop staan.
|