De voorbereidingen voor de volgende cultuurnota komen al aardig op stoom. Over ruim een jaar ligt er weer een advies van de Raad voor Cultuur op basis waarvan de overheid zal besluiten culturele instellingen al dan niet subsidie toe te kennen voor de periode 2005-2008. Veel rumoer was er over het advies voor de lopende periode.
Wat is er inmiddels met alle kritiek en voorstellen tot verbetering gebeurd? Welke verbeteringen zijn zichtbaar, welke obstakels liggen er nog? De Raad voor Cultuur is met een duimendik vooradvies gekomen, heeft veel instellingen tussentijds geëvalueerd en zegt afdoende te zijn toegerust om een nieuwe berg aanvragen aan het einde van dit jaar met een gerust hart tegemoet te zien. Terugkijkend betrof het commentaar zowel kritiek op onderdelen van de procedure, als een duidelijke roep om meer openheid van zaken in het proces van beoordeling en besluitvorming en om meer informatie hoe de cultuurnota eigenlijk tot stand komt.* Kunsten ’92 vindt dat er voorafgaand aan de volgende cultuurnotaprocedure meer helderheid moet zijn over: de rolverdeling tussen het Ministerie van OCW en de Raad voor Cultuur, de beoordeling van de subsidieverzoeken en het proces van integrale afweging tussen artistieke beoordeling en cultuurpolitieke overwegingen.
De positie van de Raad voor Cultuur in relatie tot het Ministerie van OCW en de Tweede Kamer Instellingen die voor een meerjaren subsidie in aanmerking willen komen, zijn verplicht openheid van zaken met betrekking tot verleden, heden en toekomst te geven. Van de subsidiënt en zijn raadgever mag verwacht worden dat deze een vergelijkbare openheid betrachten ten aanzien van de beoordeling en de beleidsvoorbereiding. Wat is bij voorbeeld de ambitie van het Ministerie van OCW voor de culturele sector de komende periode? En welke ruimte wordt er geboden aan de Raad voor Cultuur? Welke positie ambieert het adviesorgaan zelf? Op welke gronden is het gewenst om per aanvrager zowel een artistiek inhoudelijk als een financieel advies te geven? En hoe zwaar weegt dit advies bij het eindoordeel in vergelijking met de (cultuur)politieke doelstellingen van OCW?
De procedure
Kunsten 92 ziet dat de verscheidenheid in de kunsten blijft toenemen. Om de subsidieaanvragen te kunnen beoordelen, worden – in ieder geval artistiek – goed geïnformeerde deskundigen aangetrokken. Deze komen op basis van soms nauwelijks expliciet te formuleren kwaliteitscriteria samen tot een kwalitatieve inhoudelijke eindbeoordeling van de aanvrager.
Aan de andere kant is er bij de overheid een trend waarneembaar om de procedure zo veel mogelijk te formaliseren. Doel daarvan is om een snelle bureaucratische verwerking van de subsidieaanvragen mogelijk te maken in relatie tot (cultuur)politieke en budgettaire doelstellingen. Toenemende artistieke verscheidenheid enerzijds en formalisering anderzijds blijken elkaar te hinderen. Dit roept vragen op zoals: hoe kom je vanuit een kwalitatieve verscheidenheid aan instellingen tot een eenheid in beoordeling?
Aan welke krachten is het besluitvormingsproces onderhevig? Hoe wordt daar rekening mee gehouden? Hoe verhoudt de inhoudelijke automie van het kunstenveld zich tot de (cultuur)politieke doelstellingen? En wat is de visie van de Raad hierop?
De beoordeling van de subsidieverzoeken door de Raad voor Cultuur
Naar aanleiding van de door de raad uitgebrachte adviezen per instelling‚ is er door sommige critici openlijk getwijfeld aan de deskundigheid, dubbele belangen en verborgen agenda’s van commissieleden. Hoe deze kwalificaties getoetst worden, is voor derden niet waarneembaar. De vele aanvragen hebben daarnaast in organisatorisch opzicht onmiskenbaar geleid tot een (te) zware werkdruk. Hoe worden zulke kritieken en knelpunten ditmaal vermeden?
De beoordeling van de subsidieverzoeken door OCW
Op basis van welke overwegingen en afwegingen de eindbeoordeling van de subsidieverzoeken door het ministerie tot stand komt, alvorens de concept Cultuurnota aan de Tweede Kamer te presenteren, is voor derden een goed bewaard geheim. Het is daarbij de vraag in hoeverre (cultuur)politieke doelstellingen zich daadwerkelijk ambtelijk laten toetsen. Ook op dit terrein is meer openheid geboden.
Kritische discussie moet nu gevoerd worden! Essentiële informatie die bovenstaande punten zou kunnen verduidelijken, ontbreekt vooralsnog, terwijl de tijd begint te dringen. Desgevraagd heeft Ton Brandenbarg van de Raad voor Cultuur gezegd dat de te verwachten debatten over het Vooradvies zeker zullen bijdragen aan meer helderheid over bovengenoemde punten. In het kunstenveld worden intussen initiatieven ontwikkeld om de ‘wurggreep’ van de systematiek te verminderen en in afwachting van een nieuw bewindspersoon beraadt het Ministerie van OC&W zich op wat komen gaat.
Kunsten ´92 neemt zich voor om de discussie en planvorming over deze belangrijke onderwerpen te blijven entameren.
Wordt vervolgd.
* Voor een uitgebreide analyse zie: ‘Is dit genoeg cultuur voor subsidie’,
Dille Kamps, TU Delft, november 2002.
Vragen Kunsten ’92 over de cultuurnotaprocedure 31 mei 2003