4 september 2015

Verslag Paradisodebat 2015

De klik tussen kunst en politiek?

Verslag: Sandra Jongenelen

Aan het begin van het Paradisodebat dat zondagmiddag 30 augustus 2015 de traditionele afsluiting van de Uitmarkt in Amsterdam vormde, liet moderator Ruben Maes de zaal in zijn kaarten kijken. ‘Ik heb de stiekeme hoop dat politici en kunstenaars dezelfde insteek hebben.’ Op de eerste rij zaten Tweede Kamerleden, cultuurwethouders van grote steden en de secretaris van de Raad voor Cultuur. De rest van de zaal was gevuld met vertegenwoordigers van culturele instellingen, andere beleidsmakers en kunstenaars. Was het wishful thinking, de opmerking van Maes?

zaal ruben start
Helemaal niet, bleek al snel. Drie Tweede Kamerleden hadden voorafgaand aan de bijeenkomst elk met een kunstenaar gegeten. Daarbij vonden ze elkaar, vertelden ze in een filmpje waarmee de middag aftrapte. Marjolijn van Heemstra, theatermaker en dichter, uitte voorafgaand aan haar gesprek met CDA-politica Mona Keijzer haar bedenkingen, maar keek naderhand terug op een vruchtbare avond. Datzelfde gold voor filmer Jan Willem van Ewijk en choreograaf Guy Weizman die aan respectievelijk Jacques Monasch (PvdA) en Alexander Pechtold (D66) waren gelinkt. ‘Het klikte’, merkte die laatste op. Alle drie de koppels vertelden dat ze een vervolg aan hun ontmoeting wilden geven.

De dinner dates vormden de opmaat van het dertiende Paradisodebat dat voor de gelegenheid was omgedoopt tot gesprek. Daarbij paste de opstelling van stoelen in carrévorm. Zonder podium zaten publiek en sprekers zij aan zij en voltrok het gesprek zich bijna vanzelfsprekend en in een intieme sfeer. Een dansje van theatermaker Adelheid Roosen en Alexander Pechtold onderstreepte die intimiteit. Toch kon de positieve chemie van de middag niet verhullen dat kunstenaars en politici in verschillende werelden leven. Over en weer liggen er verwachtingen, waarvan de andere partij zich veelal niet bewust is. Keijzer pleitte daarom voor de oprichting van een denktank van kunstenaars en politici. Van Ewijk: ‘Zoiets zie je ook in andere sectoren. Gebruik onze creativiteit.’

kunstenaars politici

Pechtold riep op snel actie te ondernemen en invloed uit te oefenen op het schrijven van de partijprogramma´s. ‘Wil je de politiek beïnvloeden dan moet je nog vóór de partijcongressen zorgen voor goede cultuurparagrafen. Daar begint het. Nu staat er vooral prietpraat.’ Een kunstenaar uit de zaal haakte daarop in. ‘In verkiezingstijd zie ik in de krant altijd rijtjes hoe politici over bepaalde onderwerpen denken, maar kunst en cultuur staat daar nooit bij.’ Van Heemstra pakte die handschoen op. ‘Er ligt een verantwoordelijkheid bij kunstenaars. Ook zij moeten wat doen.’ Monasch deelde die visie. ‘Kunstenaars mogen best assertief zijn.’

De oproep met elkaar in gesprek te gaan, betekent niet dat er nu geen contacten zijn tussen kunstenaars en politici. ‘We maken heel wat meters’, verzekerde Erik Akkermans, voorzitter van de Federatie Cultuur. ‘De belangenorganisaties werken goed samen en kunstenaars weten de politici inmiddels te vinden: is er iets aan de hand dan staat de gang bij de Kamerleden vol.’ De politici onderschreven dat. De lokale cultuurwethouders Margriet Jongerius (GroenLinks Utrecht) en Mieke Damsma (D66 Maastricht) vertelden over hun samenwerkingsvormen. En Keijzer voegde eraan toe dat zedit soort gesprekken minstens twee keer per week’ voert.

barbara visser

Barbara Visser, voorzitter van de Akademie van Kunsten van de KNAW (Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen) merkte op hoe zinvol dat is. ‘Heel wat dingen die wij achter de schermen in Den Haag zeggen, komen terecht in beleid.’ Tegelijkertijd legde zij de vinger op de kloof tussen politiek en kunst met haar opmerking over een meeting met cultuurminister Jet Bussemaker. ‘De minister dacht pragmatisch en wilde een oplossing, terwijl ik gewoon een gesprek wilde.’ Keijzer deelde een vergelijkbare ervaring met de zaal. ‘Mensen komen niet zomaar bij me. Ze willen iets. Dan kijk ik in hoeverre het zou kunnen en of het in mijn partijbeleid past.’

Voorafgaand aan dit gesprek – waarover later meer – kreeg Robbert Dijkgraaf de vloer als keynote speaker. Dijkgraaf is directeur van het Institute for Advanced Study in Princeton. Lees zijn artikel in NRC van 29 augustus hier. De ruwe tekst van zijn lezing leest u hier.
Hij stak van wal met een ‘rechtenvrije anekdote’, waarbij aan Sovjetleider Brezjnev werd gevraagd in één woord samen te vatten hoe het er met zijn land voorstond. ‘Goed’, luidde zijn antwoord. En in twee woorden? ‘Niet goed.’ Iets vergelijkbaars geldt voor de kunst- en cultuursector in Nederland, stelde Dijkgraaf. Waar het culturele BBP aan de ene kant zeer hoog is – miljoenen mensen genieten jaarlijks van kunst en cultuur – stapelen problemen zich op. Instellingen vielen de afgelopen jaren om of staan te wankelen, terwijl kunstenaars soms nauwelijks het hoofd boven water weten te houden en jong talent zich moeilijk kan ontwikkelen.

dijkgraaf

Deze paradox gaat volgens Dijkgraaf gepaard met een volle boodschappenmand van de overheid die ook is gevuld met tegenstrijdigheden. Zo vindt de politiek dat kunstenaars en kunstinstellingen veel publiek moeten trekken, maar hamert zij tegelijkertijd op experiment dat per definitie weinig bezoekers trekt. Kunstenaars en instellingen moeten ondernemerszin vertonen, maar kunnen geen risico lopen doordat ze met private middelen werken. Door die tegenstrijdigheid trekken veel kunstenaars zich terug, ziet Dijkgraaf. Ze kiezen voor ballingschap. ‘Geef geld en laat ons met rust.’ Hij vergeleek de kunst- en cultuurwereld met een zee van drijfijs, waarbij kunstenaars van klus naar klus, van ijsschots naar ijsschots springen. Daarbij hoort het beeld van een versnipperde kunstenaar die als cultureel ondernemer in zijn levensonderhoud voorziet. Dijkgraaf zet daar vraagtekens bij. We krijgen daardoor een bepaald soort kunstenaar, een multitasker, die zijn kunst kan vermarkten. Maar, zo zei hij ‘uit onderzoek blijkt dat mensen die multitasken slechter zijn in deelgebieden, zelfs in het multitasken.’ In de zaal kreeg hij daarmee de lachers op zijn hand, maar zijn insteek was serieus. ‘Kunnen we bescherming bieden?’

Om duidelijk te maken wat hij bedoelde, trok hij de parallel tussen kunst en wetenschap. Hij vertelde dat de sectoren honderd jaar geleden min of meer gelijktijdig opkwamen. In de wetenschap ontstonden grote goedgebouwde instellingen met een luchtbel aan vrije ruimte. De kunst leunt volgens hem op fragielere bouwwerken. Om die te verstevigen riep hij de kunst- en cultuursector op buiten de eigen muren te treden en met de politiek in gesprek te gaan. In de wetenschap is het niet ongebruikelijk dat iemand tegelijk onderzoeker, bestuurder en columnist is. In de cultuursector zou er bij de combinatie kunstenaar, museumdirecteur en criticus snel gefronst worden, stelde hij. ‘Toch helpt het als meer mensen vanuit het veld zich verplaatsen in de stoel van ambtenaar, journalist of publiek.’ Uit eigen ervaring vertelde hij hoe oncomfortabel het kan zijn wanneer je zo’n andere wereld betreedt. En hoe ongewis de uitkomst kan zijn. ‘Soms ligt er iets kleins aan succes ten grondslag. Een zinnetje in een partijprogramma of een smsje.’

Later op de middag ging Marolijn van Heemstra in op de Dijkgraafs oproep zich in de politieke arena te begeven. ‘Het lijkt me heel dynamisch.’ Hij gaf er nog advies bij. ‘Houd je stem en neem niet de taal van de politiek over.’ Ann Demeester, directeur van het Frans Hals Museum en bestuurslid van Kunsten’92, sloot de middag af, maar kon het niet laten alvast te reageren. Ze nam het op voor de kunstenaars. ‘Er zijn wel degelijk mensen die de politiek opzoeken. Ze noemde het project van voormalig cultuurwethouder Carolien Gehrels van Amsterdam en kunstenaars Hans van Houwelingen en Jonas Staal in kunstenaarscentrum W139 in Amsterdam. Daarbij brachten vier kunstenaars en vier politici vier dagen en drie nachten samen door, waarbij ze de mogelijkheid van een gedeeld project onderzochten.

wethouders

Als opmaat voor de discussie had Dijkgraaf ook een advies aan de politiek. ‘Zorg voor meer maatschappelijke waardering.’ Daarna ging de microfoon naar cultuurwethouders van grote steden. Kajsa Ollongren (D66, Amsterdam) haakte in op zijn opmerkingen over de vrijheid voor de kunst. ‘We moeten niet alleen praten over geld, maar ook nadenken over het bieden van ruimte. Kunst ontstaat in de steden.’ Collega Jeroen Hatenboer (VVD, Enschede) deelde haar mening. ‘Misschien moeten we bepaalde modellen creëren voor die vrijheid.’ Zijn opmerking klonk paradoxaal, maar paste bij het kader dat Dijkgraaf had geschapen: een aaneenrijging van naast elkaar staande paradoxen. Dijkgraaf waarschuwde dat vrije ruimte geen gegarandeerd succes oplevert. ‘Het is net als bij financiële projecten; soms gaat het goed, soms niet, maar als geheel kom je verder.’

Jeroen Bartelse, secretaris van de Raad voor Cultuur wilde weten hoe Dijkgraaf de samenwerking met andere sectoren ziet, een weg die de minister is ingeslagen. Doen, antwoordde hij. ‘Kunst is een diamant met veel facetten. Doe het allemaal. Er zijn meerdere verhalen. The beauty is in the eye of the beholder.’

Tijdens de terugblik op de etentjes met de kunstenaars vertelde de politici welke vragen op dit moment op hun bord liggen. Pechtold, met ingang van 1 september woordvoerder cultuur voor zijn partij: ‘Hoe komende we uit dat klagende?’ Monasch die in een eerder leven galeriehouder was: ‘Op wat voor manier krijgen we meer cultuureducatie?’ De PvdA´er vond dat de toon van het debat sinds het kabinet Rutte I aanzienlijk was verbeterd, al werd dat in twijfel getrokken door zijn D66-collega. ‘Ik zie succes, maar nog veel drama.’ In het verlengde van Dijkgraafs oproep had Pechtold een advies aan de kunstwereld. ‘Er komt drie keer een generaal op televisie vertellen dat er extra geld nodig is voor defensie. Waar blijft de kunstenaar? Vertel wat het verschil maakt.’ Keijzer ziet het als de taak van de politiek het grote publiek te bereiken. ‘Daar moeten we stappen zetten.‘ Ze stak de hand in eigen boezem. ‘De manier waarop we over kunst en cultuur spraken is niet goed geweest.’

dans

Dat was ook één van de conclusies van Ann Demeester. Zij bevestigde dat de giftige toon uit 2011 is omgeslagen. Daar komt volgens haar bij dat grote steden het belang van kunst en cultuur nu begrijpen. Politici moeten in haar ogen uitdragen dat kunst en cultuur geen franje maar een wezenlijk onderdeel van de samenleving is. In haar afsluitende woorden riep zij op tot rust. ‘We hebben behoefte aan een langetermijnvisie, niet aan sprinten. Werp geen splinterbommen af maar werk samen, smeed allianties en zorg voor relatievorming tussen kunst en politiek. Met een knipoog naar de keynote speaker raadde zij aan ‘alle uitspraken van Dijkgraaf te memoriseren’. Bij deze dan: ‘Vroeger toen alles slechter was, was alles beter.’ Een prachtige typering van de paradoxen.

ann de meester