4 september 2013

Verslag Paradisodebat 1 september 2013

Paradiso

De gevolgen van de bezuinigingen, de aankomende gemeenteraadsverkiezingen, de voorgenomen afschaffing van de zelfstandigenaftrek voor zzp’ers en de zoektocht van kunst en cultuur naar nieuwe verbindingen met de samenleving; dat werden de onderwerpen van het elfde Paradisodebat. Moderator Ruben Maes memoreerde aan het begin nog even het gebrek aan vetrouwen in de politiek dat jonge kunstenaars en cultureel ondernemers vorig jaar in het debat uitspraken. Het is de vraag af dat na dit jaar verbeterd is. Het bleef vooral een onder-de-motorkap-discussie, zoals Maes het verwoordde: warme woorden voor de kunsten, maar daarachter weinig visie en veel technisch beleid.

Jet Bussemaker: geduld tot november

Minister Jet Bussemaker van Cultuur opende het debat met een toespraak waarin ze een aantal punten uit de Visiebrief die ze in juni naar de Tweede Kamer stuurde iets verder uitwerkte. Vanuit haar persoonlijke band met Paradiso schetste ze een beeld van cultuur en culturele instellingen als continue factoren in een snel veranderende samenleving. “Cultuur is niet denkbaar zonder de dynamiek van de samenleving en ik kan me geen samenleving indenken zonder de kracht van musea, muziek, theater en alle andere culturele uitingsvormen. Het gaat om de wisselwerking tussen die twee.”

Bussemaker presenteerde nogmaals de kernpunten van haar beleid: de kwaliteit van het cultuuronderwijs verbeteren; de invloed van digitalisering onderzoeken; de positie van Nederlandse kunst in het buitenland verbeteren; en talentontwikkeling, waarbij ze erkende dat in de podiumkunsten in plaats van de afgeschafte productiehuizen iets nieuws moest komen. Daarnaast wil ze het cultuurbeleid van rijk en gemeente beter met elkaar verbinden. “Het moet als puzzelstukjes in elkaar passen.”

De minister kondigde aan 1 miljoen euro te hebben vrijgemaakt voor arbeidsmarktbeleid voor de instellingen die gesubsidieerd worden door het Fonds Podiumkunsten. “Dit kan ingezet worden voor omscholingsmogelijkheden voor dansers, of om mensen te begeleiden naar ander werk binnen of buiten de eigen werkkring. Want Juist in tijden van crisis is het belangrijk om te blijven investeren in je werknemers.”

In de aanloop naar het nieuwe cultuurbestel dat de minister in november wil presenteren, heeft het ministerie onderzoek gedaan naar de afname van cultuur. Als eerste, voorlopige conclusies zei Bussemaker dat het bezoek aan bioscopen in Nederland sterk stijgt, net als het bezoek aan dans. De bezoekcijfers voor theater en opera nemen juist af, ondanks dat de toegangsprijzen gedaald zijn.

De voornaamste boodschap van de minister was echter dat na de “gure wind” van de afgelopen jaren ze vanuit de politiek een nieuw geluid wilde laten horen. Ze prees de veerkracht van de sector en de positieve krachten die zijn vrijgekomen. Daarbij zoekt de naar manieren om lessen uit andere sectoren beter toe te passen op cultuur. Zo zou de kunst van sport kunnen leren hoe ambassadeurs effectief in te zetten en wil ze met de KNAW een akademie voor de kunsten opzetten, om wetenschap en cultuur beter met elkaar te verbinden.

Daartegenover vraagt de minister van de kunsten een grotere inzet bij het zoeken van nieuw publiek, en daarbij nieuwe verbindingen met de samenleving aan te gaan. “Niet instrumenteel, want kunst staat op zichzelf. Daarnaast moet er altijd ruimte zijn voor kunstenaars die zich voor honderd procent met hun werk bezig houden.”

Naar aanleiding van vragen van Ruben Maes ging Bussemaker in op het zzp-vraagstuk. “Er wordt nu misbruik gemaakt van de zelfstandigenaftrek, maar bij het uitwerken van een maatregel daartegen moet je uitkijken dat je niet meer kapot maakt dan je lief is. Ik ga me hard maken voor de culturele sector in dit vraagstuk, maar het is soms onvermijdelijk dat een maatregel ongewenste effecten heeft.”

Naar aanleiding van de aankomende gemeenteraadsverkiezingen (19 maart 2014) uit Bussemaker haar zorgen over mogelijke bezuinigingen op lokaal niveau: “Ik zie veel nieuwe gebouwen en ik vraag me dan af hoe dat op de langere termijn moet met de programmering en het publieksbereik.” Ze benadrukte dat de verkiezingsprogramma’s nog geschreven moeten worden en dat de cultuursector nog invloed kan hebben. “Maak duidelijk wat de functie is van een instelling: een bibliotheek gaat niet alleen over mooie boeken, maar ook over ontmoeten. En trek samen op met sport, want de belangen zijn vaak gedeeld.”

Drie buitenstaanders

Kunsten ’92 nodigde drie mensen van buiten de gesubsidieerde cultuursector. Als eerste sprak zelfbenoemd ‘volksfilosoof’ Bas Haring over de vraag: “Is muziek belangrijker dan shampoo?”. Daarbij staat shampoo voor alles in het leven waar we geld aan uitgeven, maar waarvan we wel weten dat het z’n geld niet waard is en muziek voor alles waarvan we eigenlijk wel weten dat het van grote waarde is, maar waaraan we het moeilijker vinden om geld uit te geven.

De moderne VVD-redenering is dat muziek ‘dus’ minder van waarde is, omdat mensen er geen geld aan willen uitgeven. “Dat is een denkfout”, zegt Haring, “Omdat dat ervanuit gaat dat onze voorkeuren uit onszelf komen, terwijl die gevormd worden door opvoeding, cultuur en reclame. Je zou van de overheid mogen verwachten dat die ook reclame maakt voor de dingen die wérkelijk van waarde zijn. En die reclame die de overheid maakt voor het werkelijk waardevolle noemen we subsidie.” Haring besloot zijn verhaal met de overweging dat de gastronomie het waard is om opgenomen te worden onder de noemer cultuur.

Hoofd Merk & Markt van de Rabobank Nederland Heleen Crielaard vertelde vervolgens over het sponsorbeleid van de coöperatieve. De Rabobank is de grootste sponsor van Nederland en houdt zich bezig met sport en cultuur, zowel in de breedte als aan de top. “Wij willen wat we geleerd hebben in de sport meenemen naar cultuur. De sport is op dit moment beter geëquipeerd om haar toegevoegde waarde voor de maatschappij te formuleren en in te zetten.” De basis van de kunstsponsoring is de eigen collectie –ooit gestart om de filialen mee in te richten, maar inmiddels 2200 werken van museaal niveau– maar omvat inmiddels ook organisaties als de Nederlandse Bachvereniging en projecten als het Jeroen Bosch-jaar. “Al onze projecten hebben een educatieve tak voor jongeren; desnoods brengen we ze met de bus ernaartoe.”

Naast de sponsoring vanuit het hoofdkantoor hebben lokale banken eigen projecten. Zo zijn er inmiddels 47 Rabozalen in het land. “Wat mij bij sponsorverzoeken vaak opvalt is dat kunstorganisaties mooie plannen hebben en aan ons vragen om het gat in de begroting te dichten. Nog te weinig zie ik dat men heeft nagedacht over hoe ze iets toe kunnen voegen voor ons als bedrijf. De sector zelf heeft veel meer te bieden.” Presentatie Heleen Crielaard

Jeroen Everaert stelde ten slotte zijn Rotterdamse bedrijf The Mothership voor. The Mothership is een productiebedrijf voor grootschalige kunstprojecten in de openbare ruimte. “Wij bemiddelen als commercieel bedrijf tussen opdrachtgever en kunstenaar. Wij willen mensen die normaal niet zo snel naar een museum zouden gaan enthousiast maken voor kunst.” Everaert toonde beelden van recente en aankomende projecten, zoals een luchtfoto met in cirkels op het zand liggende mensen van Rob Sweere, in opdracht van de vrienden van Oerol en een grote tuinfoto op een blinde muur in Rotterdam, die meteen de hangjongeren van het pleintje ervoor verdreef. Ook heeft Mothership eigen projecten, zoals het ‘Dobberende Bos’ van Jorge Bakker dat nu dankzij heel veel sponsors gerealiseerd wordt in de Rijnhaven in Rotterdam. “Er is nu een touwbrug tussen de maatschappij en kunstenaars. Ik geloof dat dat een Van Brienenoordbrug kan en moet worden.” Presentatie Jeroen Everaert

In het korte debat tussen de drie sprekers ging het over de huiver die sponsoring door commerciële partijen nog vaak oproept. Crielaard: “Bedrijven stappen niet in cultuur om de sector commercieel te maken, maar omdat ze zien dat cultuur iets toevoegt.” Everaert: “Kunst heeft lang bezijden de maatschappij gestaan. Je merkt dat als je als een kunstenaar één stap richting het bedrijfsleven zet, zij vaak twee stappen naar jou zetten.” “De angst van culturele instellingen is juist dat ze bang zijn dat ze een deel van hun échte toegevoegde waarde moeten inleveren voor financiële waarde”, bracht Haring daar tegenin.

Dit laatste punt werd vanuit de zaal versterkt door Hedy d’Ancona: “Ik vind het onacceptabel dat de kunst zich steeds maar weer moet bewijzen. Het is prachtig dat kunst en cultuur een bijdrage kunnen leveren aan allerlei maatschappelijke problemen, maar dat mag nóóit de reden zijn dat ze mogen bestaan. Ik sta voor de intrinsieke waarde van de kunst.”

Maar de vrijheid die de overheid pretendeert te bieden is relatief, zegt Everaert: “Ik werkte ooit voor een gesubsidieerde stichting, en daar moest je steeds plannen schrijven die weer afhankelijk waren van de politieke waan van de dag. Ik ben blij dat ik nu vrije ondernemer ben.”

Kamerledendebat: betere sfeer, zelfde beleid
Vijf cultuurwoordvoerders uit de Tweede Kamer verzamelden zich op het podium: Jacques Monasch (PvdA), Mona Keijzer (CDA), Vera Bergkamp (D66), Tamara van Ark (VVD) en Jasper van Dijk (SP). Ruben Maes nam eerst even de temperatuur op: “Hoe is de sfeer in de vaste kamercommissie cultuur?” Alle Kamerleden onderschrijven dat er een nieuwe periode is aangebroken in het cultuurbeleid en dat de waarde van gesubsidieerde kunst minder ter discussie staat. Eveneens is duidelijk dat er de komende jaren geen extra middelen ter beschikking komen. “De toon is honderd keer beter geworden dan onder Halbe Zijlstra”, vatte Van Dijk samen, “Maar het beleid blijft precies hetzelfde.”

De komende periode gaat het dus om andere zaken: de VVD wil de regeldruk verminderen, D66 wil “een ander type overheid dat zich minder bemoeit met kwaliteit”, de PvdA wil een oplossing voor talentontwikkeling. De voorgenomen afschaffing van de zelfstandigenaftrek voor ondernemers is het enige punt waarmee de oppositie zich duidelijk ten opzichte van de coalitie positioneert. Bergkamp: “Als de overheid inzet op cultureel ondernemerschap, maar tegelijk de zelfstandigenaftrek afschaft toont ze zich onbetrouwbaar.” Monasch reageerde daar later op met de suggestie dat die afschaffing nog wel eens mee kon vallen: “Na Prinsjesdag praten we verder.”

Het was Van Dijk die de discussie nog een somber visioen meegaf: “Er komen hoogstwaarschijnlijk nog stevige gemeentelijke bezuinigingen aan. Door de verlaging van de uitkeringen van het Gemeentefonds en de decentralisatie van een aantal taken van de Rijksoverheid, krijgen de meeste gemeenten fors minder middelen tot hun beschikking. En als lokale partijen geconfronteerd worden met een slinkend budget is het zeer wel mogelijk dat ook kunst en cultuur moeten inleveren. En als dat gebeurt is het basale culturele voorzieningenniveau in Nederland in gevaar. Nu al moeten bibliotheken en muziekscholen sluiten.” De SP zet in op het formuleren en garanderen van een minimum aan infrastructuur, en Van Dijk riep de aanwezigen op om zich zo snel mogelijk aan te bemoeien met de gemeentelijke verkiezingsprogramma’s om cultuur zo goed mogelijk te borgen.

Cultuurwethouders: golfbrekers bouwen

De drie aanwezige cultuurwethouders, Antoinette Laan (Rotterdam, VVD), Marijke van Hees (Enschede, PvdA) en Carolien Gehrels (Amsterdam, PvdA), konden Van Dijks zwarte beeld slechts een klein beetje verlichten. “Zowel bij de gemeenten als in het nieuwe kabinet heerst het idee dat kunst en cultuur van belang zijn, dus het is al heel wat dat er niet bij voorbaat al gezegd is dat er extra op kunst bezuinigd moet worden. ”, zei Laan, “In Rotterdam is (net als in Amsterdam) het cultuurbudget voor vier jaar vastgelegd, maar na de gemeenteraadsverkiezingen kan er een heel andere situatie ontstaan.” Hees: “In Enschede werken we nu aan de begroting 2014-2017. Er heerst absoluut geen draconische sfeer ten opzichte van de kunsten, maar als er bezuinigd wordt, komt dat snel ten laste van de inhoud: de bakstenen en de wettelijke taken liggen vast.”

Gehrels schetste een tactiek om middelen te zekeren: “Vóór de gemeentelijke verkiezingen ondertekenen we met de 35 grootste gemeentes en de minister een plan om cultuureducatie naar een hoger plan te tillen. Dat is een plan voor tien jaar. Cultuureducatie vereist een lange-termijnvisie omdat als je over een paar jaar álle kinderen op de basisschool les over cultuur wilt laten krijgen, je nú op de pabo’s hun docenten moet opleiden.”

“Kunst en cultuur ontstaan in grote steden”, ging Gehrels verder, “We moeten in de stad bewijzen dat de stad de kunstenaars nodig heeft. De landelijke overheid is voor de stad minder betrouwbaar geworden; in de zeven jaar dat ik wethouder van cultuur ben heb ik zes verschillende bewindspersonen gezien.”

Hees besloot de discussie met een welgemeende oproep: “Meer kunstenaars in de politiek!” Gehrels was het daar van harte mee eens: “De kennis van de kunst- en cultuursector moet de politiek in. Ik daag u uit en vraag u om ons uit te dagen.”

Jet de Ranitz: een Van Brienenoordbrug voor cultuur

Kunsten ’92 voorzitter Jet de Ranitz sloot de middag af met haar visie op de relatie tussen kunst en samenleving. Vanuit de uitspraak van Jeroen Everaert schetste zij het beeld van een Van Brienenoordbrug tussen kunst en samenleving. Vanuit haar kernwaarden –van niets iets maken; waarde toevoegen; inspiratie, creativiteit en innovatie bieden, mensen bij elkaar brengen– heeft de kunst de samenleving veel te bieden. “Daar is niets instrumenteels aan.”

Zij riep op tot een overheid die meer stimuleert en minder stuurt, die het zzp’ers iets makkelijker maakt en die betere voorwaarden biedt voor talentontwikkeling en cultuureducatie en pleitte voor meer ruimte voor een vruchtbare samenwerking tussen het gesubsidieerde en het commerciële domein. Paradisodebat 2013 speech Jet de Ranitz