Op donderdag 20 januari was Kunsten’92 aanwezig bij ESNS 2022 met het panelgesprek: Noorderkracht: Weerbaarder door samenwerking in stad en regio. Vooruitblikkend op de Gemeenteraadsverkiezingen legden we de focus op het noorden van Nederland, en gingen we in gesprek met lokale politici en culturele organisaties. Lees hieronder het verslag van Edo Dijksterhuis van het panelgesprek terug, en lees hier de handreiking die de sector richting de verkiezingen heeft opgesteld.
Politiek Den Haag kan wat leren van Noord-Nederland. In een paneldiscussie tijdens muziekfestival Eurosonic Noorderslag (ESNS) werd dieper ingegaan op de kracht van de kunst- en cultuursector in het noorden van het land. Tijdens de paneldiscussie, georganiseerd door Kunsten ’92 in samenwerking met de Federatie Creatieve Industrie en VNPF, werd onder leiding van Bertien Minco in drie gespreksrondes zo een voorschot genomen op de gemeenteraadverkiezingen in maart.
In het noorden doen ze het anders. Maar vooral: ze doen het samen. Makers beschouwen elkaar niet als concurrenten in de strijd om beperkte publieke middelen maar trekken solidair op. Politici zoeken actief de dialoog met het veld. En al die uitgestrekte handen reiken verder dan de gemeentegrens waardoor een dynamiek ontstaat waar politiek Den Haag een voorbeeld aan zou kunnen nemen.
Voorafgaand aan de paneldiscussies plaatste ESNS-directeur Dago Houben wel een paar kritische kanttekeningen. Hij riep in herinnering dat er in Groningen een flink aantal zalen verdwenen is en dat dat tekenend is voor de sector op dit moment. Investeren is volgens hem het devies. Digitalisering laat zich bijvoorbeeld niet zomaar verzilveren, vooral als je tegelijkertijd een live én een digitaal evenement organiseert. “Maar de popmuziek is in de laatste cultuurnota behoorlijk buiten de prijzen gevallen. De popmuziek maakt in zijn algemeenheid nog steeds minder dan 1% van het budget uit.” Houben riep lokale en regionale bestuurders op in dat gat te stappen.
Dat verregaande samenwerking op dat niveau kan leiden tot cultuurbeleid dat afwijkt van de landelijke standaard bleek uit het eerste gesprek met Berndt Benjamins, wethouder cultuur van Groningen, en Harmen van der Hoek, zakelijk directeur van het Noord Nederlands Toneel (NNT) en Club Guy & Roni, die onderdeel zijn van NITE (Nationaal Interdisciplinair Theater Ensemble), een open beweging waar ook Asko|Schonberg en Slagwerk Den Haag zijn aangesloten. In Groningen is tijdens de coronaperiode besloten om zogenoemde ‘cultuurpijlers’ te financieren voor acht jaar in plaats van de gebruikelijke vier. “Het is een vorm van erkenning en het zorgt voor continuïteit”, stelt Benjamins. “Instellingen hoeven zich minder zorgen te maken over de druk op korte termijn. Zeker in tijden van crisis geeft dat rust en ruimte om na te kunnen denken over innovatie.”
Van der Hoek beaamt dit. “Wij hebben tijdens de pandemie NITE Hotel gelanceerd, een digitaal platform speciaal gericht op nieuwe makers die we met een open call hebben uitgenodigd te komen met experimentele vormen. Ook hebben we een voorstelling gemaakt met het theater als doorstroomlocatie. Daarmee konden we geen dertig maar driehonderd bezoekers op een avond binnenlaten.”
Over de besteding van coronasteungelden hebben beleidsmakers en makers in Groningen overleg gevoerd en een eigen, passende oplossing gevonden. “De rijkssteun in de eerste ronde was gericht op instellingen maar wij willen de werkenden in de sector ondersteunen”, stelt Benjamins. Van der Hoek vult aan: “De politieke wens was er een van trickle down, maar als instelling kunnen wij dat alleen doen binnen onze eigen productie terwijl we het hele ecosysteem willen ondersteunen. Dus hebben we als Rijks gefinancierde instellingen een solidariteitsfonds opgericht en een deel van het geld geparkeerd bij de Kunstraad, zodat het terecht kon komen bij alle zelfstandige makers in de stad.”
De werkwijze die de intentie van de steun beter wist te vervullen dan de oorspronkelijke regeling zelf, werd echter niet gewaardeerd in Den Haag. In een brief van het ministerie werd deze vorm van steun een ‘niet rechtmatige besteding’ genoemd.
“De bureaucratie zit nogal eens in de weg”, verzucht Benjamins. “Dat zien we nu ook weer met de heropening van de sector na de lockdown. Ik krijg de indruk dat het rijk niet genoeg luistert naar de gemeenten. Wij hebben in Groningen bewezen dat lange termijn denken beter werkt en willen dat overbrengen aan Den Haag. De sector heeft er behoefte aan.”
Van der Hoek beaamt dat: “Met de huidige onduidelijkheid stopt het publiek met het kopen van kaarten en onze grootste zorg is hoe we hen dadelijk weer terugwinnen. Willekeur en jojobeleid zijn dodelijk voor de sector.”
Naast heldere en voorspelbare coronamaatregelen is er grote behoefte aan meer geld voor de regio als er zo meteen aan herstel kan worden gewerkt. De plannen voor stedelijke en regionale profilering liggen al klaar, brengt Van der Hoek in herinnering. “Je kunt ze zo uit de la trekken.” Waarbij de zakelijk directeur van NITE ook nog benadrukt dat een gezelschap dat in de regio geworteld is niet per definitie regionaal van karakter is. “Wij zijn verbonden aan Groningen maar net zo goed aan ons publiek in Rotterdam, Parijs of Barcelona.”
Het komende jaar wordt kritiek voor het herstel van de kunst- en cultuursector, erkent D66 cultuurwoordvoerder Jorien Wuite in een reactie. Belangrijk is volgens haar dat beleidsmakers hun waardering voor de sector laten blijken. “Cultuur heeft de afgelopen anderhalf jaar qua prioritering telkens achteraan gehobbeld. Nu moet worden erkend dat geld voor cultuur meer is dan subsidie: een echte investering. Dat kan ook door cultuur meer te betrekken bij maatschappelijke opgaven.”
In Groningen gebeurt dat volgens Benjamins al, die toezegt zich hard te maken voor behoud van het cultuurbudget in het licht van de aanstaande bezuinigingen op het gemeentefonds. Van der Hoek ziet een duidelijke taak voor de sector weggelegd op het gebied van mentale gezondheid. “Jongeren zijn eenzaam en kunnen niet werken aan hun sociale vaardigheden. Als wij weer open kunnen, gaan we daarmee aan de slag.”
Hein Kuiken, wethouder cultuur van Leeuwarden en deelnemer aan de tweede gespreksronde, vertelt hoe in zijn gemeente kunst en cultuur zijn gekoppeld aan maatschappelijke doelen. “Toen Leeuwarden Culturele Hoofdstad van Europa was, hebben we geleerd hoe kunst en cultuur een vliegwiel kunnen zijn in armoedebestrijding. We bezorgen kinderen een rijker leven door in kansarme wijken structureel aan cultuureducatie en talentontwikkeling te doen. En op ijsbanen waar steeds minder geschaatst kan worden, organiseren theatergezelschappen voorstellingen voer klimaatverandering.”
De amateurkunst die in veel dorpen functioneert als maatschappelijk bindmiddel heeft het echter zwaar, erkent Kuiken. “Het ledenaantal van verenigingen daalt al een tijdje maar de ontwikkelingen zijn door corona versneld. Leden zijn vaak ouderen en die zijn nu voorzichtiger. Daardoor hebben verenigingen het zwaar.”
Maar ook voor de popmuziek, bij uitstek een kunstuiting die jongeren trekt, is het volgens de wethouder zaak om als overheid actief de vinger aan de pols te houden. “De infrastructuur is in het noorden ijler en de bevolkingsdichtheid lager. Daarom is talentontwikkeling belangrijk, voeden van onderaf. We willen dat talenten stappen maken maar willen dat menselijk kapitaal ook vasthouden en een braindrain voorkomen. Daarom werken we niet alleen samen met partijen in Leeuwarden en Friesland maar met de hele noordelijke regio om een stevig netwerk neer te zetten.”
Popfabryk is een van de spelers binnen dat netwerk en “samenwerking is ons handelsmerk” volgens directeur Paul Giesen. “Wij zijn een kleine organisatie maar leggen makkelijk verbanden waardoor we bij veel dingen betrokken zijn.”
De toekomst van live optredens is volgens Giesen de grootste kopzorg van de popsector op dit moment. Wanneer, hoe en voor hoeveel mensen kan er straks weer worden opgetreden? Met het oog op eventuele volgende lockdowns moet bovendien worden nagedacht over nieuwe verdienmodellen. “Vroeger verdiende een muzikant aan een plaat en waren de concerten een vorm promotie. Na de opkomst van streamingdiensten is die verhouding omgedraaid en zijn concerten de belangrijkste bron van inkomsten. Maar als optredens onzeker worden, moeten andere manieren gevonden worden om iets te verdienen.”
Dat lokale initiatieven veel vitaler en effectiever zijn als ze samenwerken, is een rode draad in de gesprekken. Mirjam Terpstra, directeur NAPK die als commentator bij de gesprekken aanzit, betreurt daarom de duidelijke scheiding tussen landelijke en regionale budgetten. Die zouden volgens haar beter gematcht moeten worden volgens. “Dan kan lokale innovatie later nationale en zelfs internationale weerklank vinden. Het model van cultuurpijlers zoals ze dat in Groningen hanteren, werkt daarbij goed. De grote partijen nemen startende organisaties onder hun hoede: noblesse oblige.”
We the North is de vlag waaronder veel van de samenwerkingsverbanden in het noorden plaatsvinden. “Wij willen de ruggengraat van de sector versterken, niet alleen in de eigen provincie maar over de grenzen heen en in de volle breedte”, stelt Mirjam Wulfse, gedeputeerde cultuur van de provincie Groningen en voorzitter van We the North. “In We the North werken Friesland, Drenthe en Groningen plus de vier grote steden in die provincies samen. Ons werk is gericht op het ontwikkelen van talent en het laten doorstromen zodat ze landelijk in het vizier komen. De kracht van het noorden is innovatiekracht – de oer-Tesla is hier uitgevonden! – maar we leven ook in splendid isolation.”
Volgens Karlijn Benthem, directeur van het Jonge Harten Theaterfestival, zit de noordelijke kracht ook in het iets lagere tempo van leven, waardoor de waan van de dag minder regeert. “Maar jongeren moeten wel hun plek innemen, hun geluk opeisen. Door corona groeit nu een groep jongeren op die het ontdekken van de wereld mist en dat is armoede.”
Bij het bestrijden daarvan is theater volgens Benthem een aangewezen partij. “Theater kan helpen bij het kloppend maken van de wereld. Je leert omgaan met wat niet logisch is, je hersenen worden flexibeler en dat is van essentieel belang als je opgroeit.”
Dat scholen juist nu huiverig zijn om voorstellingen te boeken, zoals Terpstra opmerkt, beaamt Benthem. “Maar er is ook een hulpvraag. Docenten zijn niet opgeleid om kinderen te begeleiden in een crisis, onderwijs gaat uit van een gezonde situatie. Dus hebben ze nu ook hulp nodig. Eigenlijk is theater beter voorbereid om jongeren te begeleiden in een crisis, , want theater draait om drama, we lopen er niet van weg. En we kunnen er eenmalig zijn, we kunnen zorgen voor interventies. Financiën, tijd en prestatiedruk vormen nu de puzzel die gelegd moet worden om meer voorstellingen mogelijk te maken.”
Volgens Wulfse wordt op dit moment gewerkt aan het “stevig verankeren van kunst en cultuur in het curriculum”. Ze refereert daarbij aan Gronings Vuur dat de hele provincie rondtrekt om te helpen bij het opzetten van culturele platforms. Want, zo stelt zij, “kunst kan helend zijn en is bagage voor het leven. Maar om met culturele projecten de brede welvaart breder te verspreiden moeten wel de schotten tussen gemeenten en provincies uit de weg worden geruimd.”
Men doet er goed aan om bij die projecten een grote rol in te ruimen voor beginnende makers, bepleit Benthem. Die zijn namelijk door de pandemie onevenredig hard geraakt omdat ze niet de broodnodige ‘vlieguren’ kunnen maken en onderdeel kunnen worden van het o zo belangrijke netwerk. “Kansenongelijkheid neemt bij elke crisis toe. Ook op het gebied van diversiteit, waarmee we goed op weg waren, stagneert het.”
D66-woordvoerder Wuite belooft een sterke lobby te voeren om het belang van cultuur en de rol van de regio hierbinnen onder de aandacht van het nieuwe kabinet te brengen. “De investeringsstructuur moet worden ontschot en de bijdragen van Rijk, provincie en gemeente moeten beter op elkaar worden afgestemd.”
“Laten we daarbij niet de regioprofielen vergeten”, sluit Terpstra af. “Die vormen een goede basis om verder te denken. Het gaat namelijk niet over lokaal versus globaal en de kracht van het noorden, die glokaal is, laat dat zien.”
Edo Dijkstra
De onderwerpen van de Groningse paneldiscussie worden verder uitgediept in een handreiking dat Kunsten ’92 en Federatie Creatieve Industrie hebben opgesteld in de aanloop naar de gemeenteraadsverkiezingen. Puntsgewijs en concreet wordt uit de doeken gedaan hoe gemeenten kunst en cultuur kunnen verbinden aan de maatschappelijke vraagstukken van sociale cohesie en inclusie, welvaart en werkgelegenheid, gezondheid en zorg, klimaat en duurzaamheid, en de ruimtelijke opgave. Praktijkvoorbeelden dienen ter inspiratie en handvatten om gemeenteraadsleden op weg helpen. Lees hier meer over het pamflet.