4 februari 2014

Verslag Gemeentelijk Cultuurcongres – 30 januari 2014

Verslag Gemeentelijk Cultuurcongres
door Simon van den Berg en Robbert van Heuven

Het Gemeentelijk Cultuurcongres is op verschillende manieren ‘verslagen’, zowel in woord (hieronder) en tweets als in beeld ( foto’s en film). 

Opening en Ochtendprogramma

“Het is een dag van onderzoek”, stelt dagvoorzitter Ruben Maes, “En dat vereist een vragende houding.” Bij de opening van het congres zet hij de verhoudingen meteen op z’n kant. Gemeenten en culturele instellingen hebben vaak de neiging om tegenover elkaar te staan, maar Maes vraagt zich af hoeveel ze eigenlijk van elkaar weten en waar ze elkaar kunnen helpen en versterken, zo alvast het thema van de dag introducerend. Bekijk hier de COMPILATIEFILM:

[youtube]http://www.youtube.com/watch?v=BGpHR0u0JxI[/youtube]

“Waar denkt u dat gemeenten mee bezig zijn?”, vraagt hij aan medewerkers van cultuurinstellingen in de zaal, de onderzoekende houding meteen in praktijk brengend. “Bezuinigen”, krijgt hij tot drie keer toe als antwoord. Door middel van een serie vragen aan de zaal schetst hij in kort bestek de enorme uitdagingen waar gemeenten nu voor staan. Binnen een jaar moeten drie grote decentralisaties (AWBZ, Jeugdzorg en Participatiewet) worden doorgevoerd, waarvoor de gemeenten minder geld krijgen dan het rijk eraan besteedde. Daartussendoor komen nog de gemeenteraadsverkiezingen en in veel steden dus een wisseling in het college van B&W. “Wellicht relativeert deze kennis de positie van de kunsten, en het biedt ook kansen: als je daadwerkelijk begrijpt wat de ander bezig houdt, dan kun je daarop inspelen”, aldus Maes.

[flickr_set id=”72157640509971833″]

De eerste spreker is Antoinette Laan, wethouder sport en recreatie, kunst en cultuur in Rotterdam (“Ik heb alles in mijn portefeuille wat geld kost, maar dat is tegelijkertijd alles wat het leven mooi en de moeite waard maakt”). Zij plaatst de rol van cultuur in haar stad in het perspectief van de afnemende groei. “We hebben een groot deel van onze samenleving ingericht op groei, en nu hebben we stagnatie. Maar dat geeft ruimte voor nieuwe groeimogelijkheden: efficiënter, groener en meer samen. Daarvoor hebben we kunstenaars en creatieve ondernemers nodig, dat zijn pioniers van andersoortige besluitvorming en nieuwe manieren van nadenken, voorbij de logica van de economie.” Laan stelt dat voor deze ontwikkeling de stem van een nieuwe generatie onontbeerlijk is en ze pleit voor zo vroeg mogelijk beginnen met het stimuleren van creativiteit bij kinderen. Ze noemde succesvolle Rotterdamse projecten als Ieder kind een instrument, Villa Zebra, het Hiphophuis en het Kids Only programma van het IFFR. “Talentontwikkeling is een onderwerp waarover je politiek niet van mening kunt verschillen.” Laan is kritisch op het rapport van Berenschot, zoals het woensdag in NRC werd gepresenteerd, dat voorspelt dat er in Rotterdam nog eens 15 procent zal worden bezuinigd op cultuur. “Volgens mij staat dat in geen enkel verkiezingsprogramma.” Wel erkende ze dat het investeren in de kunsten moeilijk is. “We moeten nu samen investeren, dat is bittere noodzaak.”

Jantine Kriens, voorzitter directieraad van de VNG waarschuwt de culturele sector dat de tijd van makkelijke subsidies voor culturele instellingen nooit meer terug komt. “We zullen achteraf over de afgelopen 30 jaar zeggen dat het geld over de drempels klotste.” Kriens ziet vier grote bedreigingen voor cultuur op het lokale niveau. Ten eerste de forse bezuinigingen van de rijksoverheid; ten tweede de drie decentralisaties (“Een stelselwijziging die z’n weerga niet kent”), waarbij de gemeenten niet vrij worden gelaten om beleid te maken; ten derde de herijking van het Gemeentefonds, waarbij bijvoorbeeld een rol speelt dat het ministerie van Binnenlandse Zaken stelt dat de gemeenten 0,5 miljard (ruim een kwart) te veel uitgeven aan kunst & cultuur; en ten slotte is er de lage betrokkenheid van de burgers bij cultuur: 60 procent van de ondervraagden bezuinigt liever op de plaatselijke bibliotheek dan dat ze er meer belasting voor betalen. Kansen ziet Kriens ook. Cultuur heeft grote waarde op zich, en daarnaast op educatief, economisch, sociaal en fysiek (stedebouwkundig) vlak. Ze raadt culturele instellingen aan om niet in beleidsjargon te praten over hun werk en gemeenten als méér te zien dan een subsidieloket. “Begrijp de ziel van de gemeente”, zegt ze met grote nadruk. VNG Inleiding gemeentelijk cultuurcongres 30 jan 2014

[flickr_set id=”72157640510452984″]

Leeuwarden is op dit moment een voorbeeldgemeente als het gaat om kunst en cultuur. De stad is in 2018 culturele hoofdstad van Europa en stelt daarbij het thema Mienskip (“gemeenschap”) centraal. Bovendien zijn er –door een gemeentelijke herindeling– onlangs al verkiezingen geweest, zodat de coalitiebesprekingen waarin het cultuurbudget wordt vastgesteld reeds achter de rug zijn.
Ferd Crone, burgemeester van Leeuwarden, vertelt over het aangename gevoel dat Leeuwarden andere, grotere steden verslagen heeft en is blij dat hij aan Nederland en de rest van Europa kan laten zien wat de stad te bieden heeft. “Het geeft de hele stad een hernieuwd zelfvertrouwen.” Harmen van der Hoek, van dansgezelschap Club Guy & Roni en diepgaand betrokken bij het opstellen van het bidbook, vertaalt Mienskip als ‘samenredzaamheid’ en in de drie kernprogramma’s van de culturele hoofdstadproject wil hij de samenbindende kracht van cultuur gebruiken om creativiteit een rol te geven bij het oplossen van problemen op economisch, sociaal en ecologisch vlak. “Mienskip is een alternatief voor enerzijds de verzorgingsstaat en anderzijds de tucht van de markt.” Hij ziet de culturele hoofdstad als mogelijkheid om zowel cultuur als Europa de ivoren toren uit te krijgen. Crone noemde het veilig stellen van het budget “een veldslag”. “Moeten we daar werkelijk in tijden van recessie miljoenen aan uitgeven? We hebben het culturele hoofdstadprogramma verbonden met actuele beleidsvraagstukken in de gemeente en samenwerking gezocht met ondernemers. Het overhalen van de culturele instellingen om zich dienstbaar op te stellen aan de plannen was vaak nog het moeilijkst: “Die denken toch vaak: geef ons maar geld en bemoei je verder niet met wat we doen. Nu staat iedereen erachter. De armste wijk van de stad heeft het meest actief geflyerd.”

[flickr_set id=”72157640510254473″]

In een discussie tussen Laan, Kriens en Marjan Hammersma (Directeur-generaal Cultuur en Media ministerie van OCW) stelt de laatste dat er vaak een verkeerd beeld is over financieringsvraagstukken. Ze voelt zich wel gesterkt door Laan en Kriens, die blijven kijken op welke punten cultuur ingezet kan worden. “We zijn nu met minister Jet Bussemaker de banden met de culturele sector stevig aan het aanhalen.”

“Maar zijn we niet aan het doorslaan in effect-denken?” vraagt Maes zich af. “Als je ziet dat het werkt, dan gebruik je het woord effect niet”, stelt Kriens. Laan is genuanceerder: “De kunst heeft ook intrinsieke waarde en daarvoor moet je ruimte houden. Kunst en cultuur zijn weerloos en moeten verdedigd worden. Maar het aantal gemeenteraadsleden dat daar hard voor wil buffelen wordt minder. De kunst heeft meer vertegenwoordigers nodig in de politiek, dus mijn oproep aan de aanwezigen is: ga die raad in!”
Uit de zaal brengt een gemeenteraadslid uit Uden met een achtergrond in de culturele sector in, dat dat vaak niet zo makkelijk is: “Ik ben juist de gemeenteraad in gegaan om me met het lokale cultuurbeleid te kunnen bemoeien, maar ik mag juist op dat beleidsterrein geen woordvoerder zijn, wegens mogelijke belangenverstrengeling. Ik adviseer de woordvoerder nu wel, maar het is raar om zo voorzichtig te moeten zijn op een terrein waar juist mijn expertise ligt.” Ook uit de zaal wordt gesuggereerd dat de nuttige projecten die kunst verbinden met zorg uit de zorgbegroting betaald zouden moeten worden. Laan vindt dat een slecht idee: “Je legt het dan in de financiering af tegen een nieuw, duur medicijn.” Andere stemmen uit de zaal geven aan dat zorginstellingen heel sterk het belang inzien van cultuur en al op ruime schaal projecten financieren.

[flickr_set id=”72157640510281013″]

Vanwege de stevige kritiek op het onderzoek van Berenschot naar gemeentelijke cultuurbezuinigingen haalt Maes onderzoeker Bastiaan Vinkenburg op het podium om uit te leggen. Vinkenburg verzacht de berichtgeving in NRC: “Voorspellen is lastig, vooral waar het de toekomst betreft. Voor mij is de belangrijkste uitkomst dat de helft van de gemeenten niet extra gaat bezuinigen, en dat bovendien blijkt dat thema’s als educatie, cultureel ondernemerschap en de relatie van cultuur met de rest van het sociale domein (onderwijs, armoedebestrijding, jeugdzorg) hoog op de agenda staan.” Tegelijk verwerpt hij de tegenwerping dat de door hem voorziene bezuinigingen niet aan de orde zijn omdat ze niet in de verkiezingsprogramma’s staan: “In verkiezingsprogramma’s staat wat partijen graag willen, maar in de onderhandelingen over het collegeakkoord gaat het over de werkelijke situatie.” Laan attendeert de culturele instellingen erop dat als na 19 maart de gemeenteraadsverkiezingen zijn geweest en de collegeonderhandelingen plaatsvinden, ze nog veel invloed kunnen hebben op het raadsakkoord. “Ga niet uit van je eigen voortreffelijkheid, want die wordt vaak niet of slecht gezien, maar laat zien waar je toegevoegde waarde zit.” Cultuur Collegeakkoorden Onderzoek Berenschot 29 jan 2014

Als laatste punt van de ochtend wordt het boekje De culturele stad van Cor Wijn uitgereikt, een handboek voor lokaal cultuurbeleid. Bij de overhandiging aan Ferd Crone wil Wijn graag de goed-nieuws-show van de ochtend relativeren: “Zeker in de middelgrote steden ligt kunst onder vuur en mijn inschatting is dat de cijfers van Berenschot gewoon kloppen. De afgelopen 20 jaar zijn de uitgaven aan cultuur alleen maar gestegen. Nu volgt een reset. Waarschijnlijk zien we over een aantal jaar weer nieuwe dingen tot wasdom komen en bloeien. Maar we moeten niet verhullen dat voor die tijd een aantal bestaande dingen zal verdwijnen.”
Het boek is volgens Wijn een mengpaneel. “Cultuurbeleid is meer dan subsidie geven. Dit boek geeft alle ingrediënten die steden cultureel maken.” Hij is trots om het boek te mogen uitreiken aan Crone en is blij dat het culturele hoofdsteden-programma –wat ooit begon als feestje voor hoofdsteden, die het gebruikten om veel aan hun infrastructuur te verbeteren– inmiddels meer gericht is op software dan op hardware.

[flickr_set id=”72157640509890513″]


Middagprogramma

In de middag vonden er verschillende werklunches, excursies en deelsessies plaats. Lees hieronder de verslagen van:

Deelsessie Cultuur & Stedelijke Ontwikkeling
Deelsessie Cultuur & Onderwijs
Deelsessie Cultuur & het Sociale Domein
Deelsessie Cultuur & Economie
Excursies
Werklunches

[flickr_set id=”72157640510355584″]


Afsluiting Frits van Oostrom

Na alle gesprekken over de huidige cultuurperikelen in gemeentelijk perspectief, sluit Hoogleraar Nederlandse Letterkunde Frits van Oostrom de dag af met een uitstapje naar het verleden. Een uitstapje, zegt hij, dat misschien wel als spiegel voor de huidige tijd zou kunnen dienen. Dat uitstapje begint in het Brugge van de 14e eeuw, wat van Oostrom beschrijft als een goede plek voor een duurzaam cultuurleven, veel meer dan de hoven en kloosters in dezelfde periode. “De verklaring ligt erin dat in een stad, het individu en die stad het beste bij elkaar naar boven brengen. Het hof draaide teveel om die ene persoon die aan het hoofd staat, in een klooster was er was er weinig respect voor het individu. Die werd gedeïndividualiseerd ten bate van God en het collectief. In de stad kun je zowel individu zijn als deel van het collectief. De stad is niet voor niets al eeuwen een succesformule.”

Brugge was eind 14e eeuw een bloeiende havenstad, met internationale handel, een cultureel diverse bevolking, een goede financiële dienstverlening en een bruisend uitgaansleven. “Brugge voldeed in die zin al aan alle voorwaarden die Richard Florida benoemt voor een moderne creatieve stad: de nieuwste Technologie, een aantrekkingskracht voor Talent en Tolerantie.” In die omgeving komt ook de cultuur tot bloei, met bijvoorbeeld de Brugse miniatuurkunst, de voorloper van de Vlaamse primitieven wat een enorm exportproduct was, of met het Egidiuslied, dat tot het canon van de Nederlandse literatuur wordt gerekend. Er was veel ruimte voor culturele experimenten en de kunstenaars bevonden zich geenszins in de marge van het stadse leven. Ze hadden nauwe contacten met het stadsbestuur. “Historisch gezien is cultuur in een stad dus allesbehalve bijzaak. De band is hecht, omdat stad en cultuur elkaar wezenlijk versterken. Het is een twee-eenheid. Een stad floreert met cultuur en is daarvan ook medeschepper.”

[aflickr_set id=”72157640510435633″]

Volgens Van Oostrom kunnen zowel de gemeenten als de cultuursector iets van het verleden opsteken. De cultuursector zou ervan kunnen leren weer wat meer dienend en wat meer maatschappelijk geëngageerd te zijn. “Echte kunstenaars horen dat liever niet, want die denken dan meteen aan kunstnijverheid en vormingstoneel. Maar daar pleit ik niet voor. Ik wijs er op dat een nauwe betrokkenheid tussen kunstenaar en opdrachtgever zeer dikwijls succesvol is geweest. Denk aan Michelangelo en zijn Sixtijnse Kapel. Uiteindelijk kreeg hij ook maar de opdracht om een plafonnetje te schilderen.” Het spreekt vanzelf, zegt Van Oostrom, dat kunst, net als wetenschap, een maatschappelijke waarde heeft en dat er sprake moet zijn van een zekere ‘l’art pour l’art’. Maar kunst gedijt het beste met een zeker publiek en met een dialoog met de omgeving. Al hoort dat ook altijd een soort dwarsigheid bij. “Er is in dit gezelschap, waar misschien niet heel veel kunstenaars bijzitten, wel een zekere behoefte om kunst weer meer onderdeel te laten zijn van de samenleving, merkte ik vandaag. En ik merk ook dat een jongere generaties kunstenaars met zo’n kunstmodel minder moeite heeft dan oudere generaties. Bij die oudere kunstenaars speelt misschien het idee van gewoonterecht mee. Toch lijkt me een verschuiving naar het meer maatschappelijke niet zo gek. En de jongere kunstenaars hebben daarbij de geschiedenis aan hun kant.” Niet minder groot, zegt Van Oostrom, is de les die gemeenten uit de geschiedenis kunnen trekken. De maatschappij zou zich meer betrokken mogen tonen bij cultuur, maar dan is het wel noodzakelijk dat bestuurders daarin voorgaan. Zij zijn degenen die kunnen bepleiten dat cultuur meer is dan vrijetijdsbesteding. “Daar zouden we ons zeker in Nederland van bewust moeten zijn. In de Gouden Eeuw werd de republiek gedragen door de steden, waar cultuur en commercie nauw met elkaar verweven waren. Er zijn in de 17e eeuw letterlijk miljoenen schilderijen vervaardigd die hun weg vonden naar de maatschappij, van burgemeester tot brouwersknecht.” Het succes van de cultuur in de Gouden Eeuw was zijn verankering in de maatschappij, waarin Commercie en Cultuur broer en zus waren. “En is dat ook niet zo? Zijn zij niet de kinderen van diezelfde andere C: Creativiteit? Ook bij ondernemers draait alles om creativiteit, al noemen zij dat innovatie.”
Voor gemeenten worden het welbevinden van de burgers en daarmee de ‘software’ tussen de stenen van de stad steeds belangrijkere onderwerpen. Daar kan, zegt Van Oostrom, cultuur ook een rol in spelen. Maar dat stelt gemeenten vaak wel voor een ingewikkelde opgave, omdat cultuur niet netjes in een hokje past. En we zijn historisch gezien ook een hokjesland, waarin alle verantwoordelijkheid keurig netjes wordt opgedeeld. Van Oostrom: “Juist in de stad, die het toch moet hebben van samenleven, is het belangrijk de verwevenheid van dingen juist te benutten. Daarin schuilt ook de kracht van het plan van Leeuwarden, Culturele Hoofdstad, dat ‘Mienskip’ benadrukt.” Ook die les valt uit het verleden te leren. Al in de 14e eeuw beschreef de gemeentesecretaris van Antwerpen, Jan van Boendale, hoe hij vond dat een stad zou moeten worden bestuurd. Voor hem stond het algemeen belang en het overleg daarover voorop. “Er werd in die tijden dan ook wat afvergaderd over het algemeen belang. Maar het werkte wel. Dat gekakel vormde een bindmiddel van de samenleving. Ik wens u dat ook toe dat cultuur in uw gemeente in 2014 het gesprek van de dag mag zijn.”

Kunsten ‘92-voorzitter Jet de Ranitz sloot de dag tenslotte af. Ze prees het uithoudingsvermogen van de aanwezigen en de noodzaak die werd gevoeld om de schouders eronder te zetten. “Ik heb veel spannende discussies gezien vandaag. Dat stemt vrolijk, want we voelen dus blijkbaar met zijn allen de opdracht om een en ander beter te maken. Het perspectief van die betere wereld hebben we nodig. Een wethouder zei vandaag: ‘Het gaat niet om het geld, het gaat om ‘Mienskip’, community of naboarschap.’ En uiteindelijk gaat het natuurlijk om de kunst en de kunst die verbinding legt met andere sectoren. Geld kan dan uit onverwachte plekken komen. In mijn ervaring ontstaat creativiteit niet in grenzeloosheid, maar juist als we beperkingen tegenkomen. Ik wens u alle creativiteit toe om de beperkingen die we voor ons zien voorbij te komen.” Lees voor meer handvatten en inspiratie de door Kunsten ’92 opgestelde Gemeentelijke Cultuuragenda.

[flickr_set id=”72157640499693166″]


Bekijk ook:

Fotoverslag Gemeentelijk Cultuurcongres
Twitterverslag Gemeentelijk Cultuurcongres
Filmverslag Gemeentelijk Cultuurcongres