11 juni 2012

Een onwerkelijke tijd – Column Jan Zoet

De podiumkunsten kunnen reken op een  stevig draagvlak, merkt schouwburgdirecteur Jan Zoet. En dat is ondanks en niet  dankzij het nieuwe cultuurbeleid.

Het is een onwerkelijke tijd. In de Rotterdamse Schouwburg gaat het goed. Al drie  jaar lang stijgen de bezoekcijfers en is er  draagvlak en energie in ‘de huiskamer van  Rotterdam’ zoals de schouwburg wordt genoemd. We produceren werk van jonge en  gevorderde talenten, die zich laten inspireren door de stad en onze huisgezelschappen.  Samen met collega-instellingen organiseren  en presenteren we bijzondere festivals, van  opera tot straatcultuur, we programmeren  samen met bewoners en culturele buren het  Schouwburgplein en we hebben met steun  van sponsors en fondsen De Internationale  Keuze weten uit te bouwen tot een internationaal toonaangevend theaterfestival.
En dat allemaal ingebed in een reguliere programmering die avond aan avond aantoont  dat podiumkunsten bestaansrecht hebben.  Het lijkt wel alsof als reactie op de negatieve  framing van de kunsten het publiek meer betrokken en gemotiveerd is om aan te tonen  dat het waarde hecht aan iets anders dan  ‘breed toegankelijk’, ‘bekend van de TV’ en massaal bezochte events.

Het is
essentieel dat
de toeschouwer
zich persoonlijk
aangesproken en
uitgenodigd voelt.

Er is meer dan ooit  behoefte aan de ontmoeting met gelijkgestemden. Niet op Facebook of via het stem kastje van The Voice of Holland, maar samen  in één ruimte met kunstenaars die, hoe onconventioneel of provocerend dan ook, weten te  raken. Hierbij is het wel essentieel dat de toeschouwer zich persoonlijk voelt aangesproken  en uitgenodigd. In ontvangst, communicatie  en context staat het perspectief van de toeschouwer centraal. En dat is niet hetzelfde als  risicoloos programmeren. Integendeel. En natuurlijk wil het publiek daarvoor betalen. Eén van de frames die de VVD ooit gebruikte om het afschaffen of sterk reduceren  van kunstsubsidie te bepleiten was vervat in  de vraag: “Waarom zou ik met mijn belastinggeld jullie elitaire hobby moeten financieren?” Het antwoord wordt gegeven door  het publiek zelf. Een niet onbemiddelde bezoeker vertelde me ooit met plezier belasting te willen betalen en hij hoefde daar weinig van terug te zien. “Maar wel een divers  en rijk aanbod aan kunst en cultuur”, zei hij.  “Dat is wat mijn leven waardevol maakt en  onze identiteit en beschaving inhoud geeft.  Maar ook dat van mijn kinderen en andere  mensen die de kostprijs ervan niet kunnen  betalen. In elke samenleving wordt kunst  gefinancierd door die samenleving zelf. Of  het nu via de belasting of via sponsoring en  mecenaat gebeurt. In het laatste geval is het  overigens veel minder efficiënt en consistent.  De helft van de personeelskosten in Amerikaanse kunstinstellingen wordt besteed aan  fondsenwerving.”

Het onwerkelijke van deze tijd is dat er een  crisis is waarvan we het effect nog niet voelen. Binnen een paar maanden wordt duidelijk wat en wie er volgend jaar nog bestaat.  Ondanks de pijn, verarming en kapitaalvernietiging die dat sowieso gaat opleveren zal  er ongetwijfeld opnieuw een vitaal en spannend kunstenveld ontstaan. Daar is de sector  creatief genoeg voor. Maar laat nooit die andere liberale gemeenplaats bevestigd worden. Dat de sector door de bezuinigingen is  wakker geschud en aantoont door coalities  en marktbewustzijn in staat te zijn zich te vernieuwen en zich eindelijk los te maken van de  subsidieruif. Dat gebeurt namelijk al jaren en  meer dan in menig andere sector.

Jan Zoet is directeur van de Rotterdamse
Schouwburg