Staatssecretaris Halbe Zijlstra schreef in de zomer van 2011 in zijn beleidsnota Meer dan kwaliteit: “Het kabinet wil dat culturele instellingen en kunstenaars ondernemender worden en een groter deel van hun inkomsten zelf verwerven. Culturele instellingen moeten minder afhankelijk worden van de overheid en daardoor flexibeler en krachtiger worden. Daarom bezuinigt het kabinet op cultuur.”
Het kabinet Rutte I presenteerde de bezuinigingen van 2013 als een kans voor de cultuursector, als een duwtje in de rug om ondernemender te zijn en meer geld uit de markt te halen. Onder dat duwtje lag een aantal aannames: het aanbod sluit niet aan op de vraag; de markt kan het beter; het afrekenen van instellingen moet objectief gebeuren; veld, markt en fondsen kunnen prima jong talent ontwikkelen. In deze publicatie wordt een poging gewaagd, nu het nieuwe stelsel anderhalf jaar op weg is, om te analyseren wat de uitkomsten zijn van deze aannames. Door Robbert van Heuven, Sandra Jongenelen, Sara van der Kooi en Simon van den Berg,