Tijdens de 19de editie van het Paradisodebat, de traditionele start van het culturele seizoen, was de blik gericht naar voren. Na twee jaar coronarestricties en een opeenstapeling van crises die ook de kunst- en cultuursector raken, is het zaak een visie te ontwikkelen voor de lange termijn. Eentje die de sector duurzaam verankert in de samenleving zodat ze bij een volgende tegenslag geen hulpeloos slachtoffer is maar (mede)oplosser van de problemen. Kunsten ’92, dat het debat organiseerde in samenwerking met Paradiso, ACI (directieoverleg Amsterdamse culturele instellingen) en de Akademie van Kunsten, had vooraf het visiedocument KUNSTEN2030 gepubliceerd. Hierin wordt aan de hand van zes principes geschetst hoe de kunst- en cultuursector binnen een paar jaar volledig toekomstbestendig te maken is.
Anne Breure, die sinds juni samen met Jeroen Bartelse voorzitter is van Kunsten ’92, kenschetste de seizoenopening van dit jaar als ‘tussen hoop en vrees’. Geweldig dat alle cultuur weer ongelimiteerd open mag, maar hoge energierekeningen, lage reserves, personeelstekort, inflatie en een dreigende recessie maken de vooruitzichten niet bepaald rooskleurig. De keuzes die nu gemaakt worden zijn bepalend voor de toekomst van de sector, betoogde Breure, maar essentieel daarbij is vertrouwen: van de politiek in de sector en vice versa. Daarom sprak zij liever van een gesprek dan een debat. En in plaats van de gebruikelijke keynote speaker met een wervend vergezicht waren deze keer negen mensen uit het veld uitgenodigd om een vraag te stellen aan de cultuurwoordvoerders van verschillende partijen.
De aanwezige Tweede Kamerleden waren Salima Belhaj (D66), Pim van Strien (VVD), Mohammed Mohandis (PvdA), Marieke Koekkoek (Volt) en Peter Kwint (SP). Christine Teunissen (Partij voor de Dieren) moest wegens ziekte verstek laten gaan. Hasna El Maroudi trad op als moderator.
Het spits werd afgebeten door futurist Tessa Cramer. Zij hield een betoog over verbeeldingskracht als antidotum tegen al te grote moedeloosheid ten aanzien van de toekomst. Van de politici wilde zij weten wat zij, als groep, belangrijk vinden? Met andere woorden: wat doet ertoe voor jullie samen?
Juist op het gebied van kunst en cultuur is er veel samenwerking en zelfs overlap tussen de verschillende partijen, benadrukte Van Strien. Zo heeft de VVD vaak moties ingediend samen met de SP en delen ze een vergelijkbare motivatie: kunst in het hart van de samenleving zetten en de sector vooruit helpen. SP-er Kwint voegde daaraan toe dat samenwerking op dit vlak vergemakkelijkt wordt doordat kunst en cultuur nu eenmaal minder prominent in de schijnwerper staan. De keerzijde hiervan is echter dat de sector niet altijd ziet en voelt dat er in Den Haag voor hen gevochten wordt.
Sanne Wallis de Vries wilde van de politici weten wat zij kunst en cultuur waard vonden in vergelijking met andere sectoren. De cabaretière wilde ook weten hoever zij gaan in het beschermen van die waarde.
“Cultuur is niet de kers op de taart maar de eerste laag cake waar de slagroom opgaat, vergelijkbaar met harde infrastructuur als het spoorwegennet”, vond Koekkoek. Kunst en cultuur is volgens het Volt-Kamerlid op z’n hoogst vergelijkbaar met fundamenteel wetenschappelijk onderzoek omdat ook daar de uitkomst niet van tevoren vaststaat. Daarom zou minder moeten worden beoordeeld op basis van wat kunst oplevert, minder naar cijfers moeten worden gekeken en meer naar doelstellingen. Belhaj borduurde hier op aangescherpte wijze op voort door de vraag van Wallis de Vries ‘afschuwelijk’ te noemen omdat zij riekt naar het instrumentalisme dat de afgelopen twintig jaar dominant is geworden.
Daarmee was kortstondig de jacht geopend op de VVD. Wallis de Vries zei zich nog steeds te schamen als ze aan Halbe Zijlstra denkt en vroeg zich af hoe cultureel bewust Mark Rutte is. Van Strien reageerde daarop met een verwijzing naar de €3,2 miljard coronasteun die het kabinet heeft toegekend aan de sector. Hij gaf echter toe dat niet genoeg is uitgesproken hoe belangrijk kunst en cultuur gevonden worden.
Na deze oppositionele speldenprikjes stelde de volgende vragensteller, Anna Noyons, zich vol overtuiging op als gesprekspartner. Als ontwerper is zij ervan overtuigd dat we de huidige grote vraagstukken niet kunnen oplossen zonder systeemverandering en dat we ons “een weg uit de problemen moeten ontwerpen”. Ze wees naar de zaal, “een leger goed uitgeruste visionairs”, en vroeg heel concreet: waar kunnen we ons aanmelden?
Volgens Van Strien zijn er al veel loketten, bijvoorbeeld voor topsectoren, en wordt in de Tweede Kamer gewerkt aan aansluiting aan het New European Bauhaus programma van de Europese Commissie. Mohandis erkende daarentegen dat het cultuurbeleid te gepolitiseerd is en daardoor gekleurd door de vierjaarlijkse verkiezingscyclus. Hij pleitte voor langduriger samenwerking en de ontwikkeling van visies voor de langere termijn. Beide antwoorden konden Noyons duidelijk niet bevredigen. “De cultuursector werkt met iedereen samen, behalve met de politiek”, stelde zij. “Hoe kunnen we structureel meepraten?”
Tobias Kokkelmans, directeur van het Nederlands Theater Festival, leidde zijn vraag in met een korte schets van de veranderingen die sinds en door corona zijn opgetreden in de podiumkunsten. Noodgedwongen werkten makers langer aan een productie en zijn nieuwe presentatievormen uitgevonden waarin het proces belangrijker is dan het eindproduct. Het subsidiesysteem is echter nog grotendeels gericht op veelal kwantitatieve verantwoording die veel tijd vergt. Kokkelmans wilde dan ook weten of er niet nagedacht kon worden over een bestel dat niet alleen eindproducten maar ook werkprocessen waardeert. En hoe dat eruit zou moeten zien.
Verantwoording neemt in de Nederlandse politieke traditie vaak de vorm van meten, erkende Van Strien. Maar hij zei te hopen dat de kunstenplanperiode kon worden opgerekt van vier tot zes jaar zodat makers meer tijd hebben om de diepte in te gaan. Voor Kwint is die langere cyclus niet zaligmakend omdat hij de ruimte voor jonge, nieuwe initiatieven verkleint. Maar volgens hem is het belangrijker dat de procedures worden aangepast. “Die zijn nu vooral gericht op het gemak van de overheid.” Koekkoek toonde zich weer voorstander van een langere cyclus omdat de productiedwang dan lager zou zijn, en voorstellingen en tentoonstellingen langer kunnen lopen en meer mensen kunnen bereiken.”
Na een muzikaal intermezzo door de Oekraïense zangeres Kristina Kovalyova en pianist Harmen Fraanje, bracht Hicham Khalidi de zaal weer direct terug naar de politieke actualiteit. De directeur van de Jan van Eyck Academie sprak over de omgekeerde protestvlaggen van boeren, het gevoel van wantrouwen dat heerst in het land, en de enorme druk die zijn eigen instituut voelt om inclusiever te zijn terwijl het eigenlijk niet de middelen heeft om bijvoorbeeld visums te regelen voor kunstenaars uit conflictgebieden of om families van kunstenaars te huisvesten. Khalidi zei gezamenlijkheid te missen, een grotere visie en vroeg zich af hoe we het gesprek over al deze zaken moeten voeren en met wie, liefst zonder te vervallen in polarisatie.
“Sommige vraagstukken zijn groter dan alle politieke partijen bij elkaar en soms moet je erkennen dat de politiek bepaalde dingen niet kan oplossen”, erkende Mohandis. Belhaj toonde zich strijdbaarder en riep iedereen juist op lid te worden van een politieke partij. “Want dan kun je rechtstreeks invloed uitoefenen.”
Na telling van het aantal opgestoken handen van debatbezoekers die al lid zijn van een partij – een aardige minderheid – introduceerde El Maroudi de volgende vragensteller. Farid Benmbarek van Straight Shooter Publishing en Top Notch vertelde over de buurthuizen en jongerencentra die hem in zijn jeugd gevormd hebben. Hij sprak de vrees uit dat er nu minder ruimte is voor die “laagdrempelige toegangspaden”. Hij wilde dan ook weten wat eraan gedaan werd om de makers van morgen te faciliteren zodat kunst voor en door iedereen kan zijn.
Als antwoord wees Van Strien op de intentie in het coalitieakkoord om de fijnmazige infrastructuur te herstellen en liefst te versterken. Via het Nationaal Programma Onderwijs zijn tientallen miljoenen hiervoor gereserveerd. Koekkoek voegde eraan toe buurthuizen en jongerencentra niet alleen belangrijk zijn omdat ze toekomstige rolmodellen afleveren, maar omdat ze bijdragen aan de vorming van kinderen.
Dat er ook op het gebied van kunstonderwijs iets te verbeteren valt, benadrukte John Agesilas. De danser en oprichter van Summer Dance Forever is de samenwerking aangegaan met het ROC Amsterdam om een vooropleiding dans op MBO-niveau op te zetten, via zijn Hip Hop Academy. Anders dan de vooropleidingen voor HBO ontvangt deze echter geen financiering van de overheid. Agesilas stelde daarom de vraag hoe de connectie tussen vmbo en MBO met het kunstenveld kon worden versterkt.
Van Strien had hierop geen antwoord omdat het niet zijn expertise is, maar stelde dat hij het graag aan zijn fractieleden voorlegt. Mohandis, die zelf les heeft gegeven op het MBO, zei te willen meedenken over mogelijke oplossingen. Agesilas nodigde beide meteen uit om eens langs te komen en te praten.
Bij de volgende vragensteller ging het om een andere connectie, namelijk die tussen landelijke en lokale politiek. Touria Meliani, cultuurwethouder van Amsterdam, zei benieuwd te zijn naar Prinsjesdag en welke bezuinigingen er nog aan zitten te komen. “Ons geld is op, wij zitten in crisisstand”, stelde ze. Dat er gekort zou worden op het Gemeentefonds vindt zij dan ook hoogst problematisch. Van de Tweede Kamerleden wilde zij weten of zij gingen pleiten voor of tegen korting.
Ondanks de vasthoudendheid van moderator El Maroudi om de politici te laten antwoorden met ja of nee, spraken alleen Koekkoek en Mohandis zich expliciet uit tegen korting. Belhaj zei niet aan ja/nee-vragen te doen en Van Strien vond de kaalheid van de vraag geen recht doen aan het constante gesprek dat wordt gevoerd tussen de verschillende overheidsniveaus.
De laatste vragensteller van de middag, Meta Knol, kwam met het voorstel te stoppen met de competitie, de concurrentie, de controle en al die andere dingen die tijd en energie vreten, en meer tijd te reserveren voor ‘maatschappelijke R&D’. Zij vroeg: zou u niet 5% van uw tijd, aandacht en energie willen investeren in de toekomst? Die vraag richtte ze aan iedereen in de zaal, als een collectieve oproep om de toekomst te agenderen.
Mohandis vond dat het visiedocument KUNSTEN2030 al veel ingrediënten en voorbeelden bevat waarmee het werken aan de toekomst richting kan worden gegeven. Koekkoek benadrukte dat het tijd was om te stoppen met achteromkijken om te achterhalen wie de problemen veroorzaakt heeft, maar dat het nu tijd is om dingen op te lossen. En Belhaj vond 5% van de tijd veel te weinig om aan de toekomst te besteden; dat moet 100% zijn.
Na de afsluitende voordracht van spoken word artist Babs Gons waarin ze iedereen in de zaal bezwerend voorhield ‘het toch maar te doen’, werd scheidend Kunsten ’92-voorzitter Jan Zoet naar voren geroepen. Gunay Uslu, staatssecretaris van Cultuur en Media, stond in een lofrede stil bij Zoets verdiensten voor de kunstensector. Zo is in de zes jaar dat hij voorzitter was van Kunsten ’92 onder meer werk gemaakt van de arbeidsmarktagenda, de Fair Practice Code geformuleerd, de Taskforce tijdens de coronacrisis opgezet en breed politiek en maatschappelijk draagvlak gecreëerd. Hiervoor werd Zoet benoemd tot Ridder in de Orde van Oranje-Nassau. In zijn dankwoord noemde hij de onderscheiding persoonlijk eervol maar “vooral ook een blijk van erkenning voor de hele sector”.
Tekst: Edo Dijksterhuis
Foto: Vincent van Woerkom