De podiumkunsten kunnen reken op een stevig draagvlak, merkt schouwburgdirecteur Jan Zoet. En dat is ondanks en niet dankzij het nieuwe cultuurbeleid.
Het is een onwerkelijke tijd. In de Rotterdamse Schouwburg gaat het goed. Al drie jaar lang stijgen de bezoekcijfers en is er draagvlak en energie in ‘de huiskamer van Rotterdam’ zoals de schouwburg wordt genoemd. We produceren werk van jonge en gevorderde talenten, die zich laten inspireren door de stad en onze huisgezelschappen. Samen met collega-instellingen organiseren en presenteren we bijzondere festivals, van opera tot straatcultuur, we programmeren samen met bewoners en culturele buren het Schouwburgplein en we hebben met steun van sponsors en fondsen De Internationale Keuze weten uit te bouwen tot een internationaal toonaangevend theaterfestival.
En dat allemaal ingebed in een reguliere programmering die avond aan avond aantoont dat podiumkunsten bestaansrecht hebben. Het lijkt wel alsof als reactie op de negatieve framing van de kunsten het publiek meer betrokken en gemotiveerd is om aan te tonen dat het waarde hecht aan iets anders dan ‘breed toegankelijk’, ‘bekend van de TV’ en massaal bezochte events.
Het is
essentieel dat
de toeschouwer
zich persoonlijk
aangesproken en
uitgenodigd voelt.
Er is meer dan ooit behoefte aan de ontmoeting met gelijkgestemden. Niet op Facebook of via het stem kastje van The Voice of Holland, maar samen in één ruimte met kunstenaars die, hoe onconventioneel of provocerend dan ook, weten te raken. Hierbij is het wel essentieel dat de toeschouwer zich persoonlijk voelt aangesproken en uitgenodigd. In ontvangst, communicatie en context staat het perspectief van de toeschouwer centraal. En dat is niet hetzelfde als risicoloos programmeren. Integendeel. En natuurlijk wil het publiek daarvoor betalen. Eén van de frames die de VVD ooit gebruikte om het afschaffen of sterk reduceren van kunstsubsidie te bepleiten was vervat in de vraag: “Waarom zou ik met mijn belastinggeld jullie elitaire hobby moeten financieren?” Het antwoord wordt gegeven door het publiek zelf. Een niet onbemiddelde bezoeker vertelde me ooit met plezier belasting te willen betalen en hij hoefde daar weinig van terug te zien. “Maar wel een divers en rijk aanbod aan kunst en cultuur”, zei hij. “Dat is wat mijn leven waardevol maakt en onze identiteit en beschaving inhoud geeft. Maar ook dat van mijn kinderen en andere mensen die de kostprijs ervan niet kunnen betalen. In elke samenleving wordt kunst gefinancierd door die samenleving zelf. Of het nu via de belasting of via sponsoring en mecenaat gebeurt. In het laatste geval is het overigens veel minder efficiënt en consistent. De helft van de personeelskosten in Amerikaanse kunstinstellingen wordt besteed aan fondsenwerving.”
Het onwerkelijke van deze tijd is dat er een crisis is waarvan we het effect nog niet voelen. Binnen een paar maanden wordt duidelijk wat en wie er volgend jaar nog bestaat. Ondanks de pijn, verarming en kapitaalvernietiging die dat sowieso gaat opleveren zal er ongetwijfeld opnieuw een vitaal en spannend kunstenveld ontstaan. Daar is de sector creatief genoeg voor. Maar laat nooit die andere liberale gemeenplaats bevestigd worden. Dat de sector door de bezuinigingen is wakker geschud en aantoont door coalities en marktbewustzijn in staat te zijn zich te vernieuwen en zich eindelijk los te maken van de subsidieruif. Dat gebeurt namelijk al jaren en meer dan in menig andere sector.
Jan Zoet is directeur van de Rotterdamse
Schouwburg