Makers, artiesten, kunstenaars en uitvoerenden vormen het hart van onze culturele en creatieve sector. Zien we dat echter ook terug in het overheidsbeleid en in de plannen voor het toekomstige bestel? Op maandag 4 november 2024 organiseerden Kunsten ’92 en De Creatieve Coalitie de bijeenkomst Makerscafé: de toekomst van de culturele en creatieve sector. Van de 32 aanwezigen omschreef grofweg de helft zich als maker, de andere helft waren vertegenwoordigers van verschillende brancheverenigingen en bonden. Door middel van de Open Space methode gingen we gezamenlijk in gesprek over de vragen: welke onderwerpen binnen het makersbeleid moeten we structureel meenemen in de brede belangenbehartiging? En daarmee in het huidige beleid én in een nieuw cultuurstelsel?
Onder leiding van gespreksleider Mara van Nes bepaalden de aanwezigen gezamenlijk de onderwerpen die momenteel bijzonder aandacht verdienen om de positie van de maker te versterken. Deze werden vervolgens uitgebreid besproken in zes break-outs. Het bleek een vruchtbare middag, veel van de aanwezigen gaven ook aan graag bij vervolgbijeenkomsten betrokken te willen zijn.
Veel van de onderwerpen stonden al stevig op de agenda van Kunsten ’92 en De Creatieve Coalitie, en kregen via de werksessie nog meer onderbouwing. Ook werden er nieuwe thema’s aangesneden die beide organisaties mee kunnen nemen in de belangenbehartiging. Dit gaat bijvoorbeeld over makersbeleid als één van de punten in een plan dat momenteel door Kunsten ’92 wordt voorbereid. Dit als inbreng voor gesprekken over een toekomstig cultuurbeleid met onder andere de minister van OCW.
Een korte samenvatting van de uitkomsten van de break-outs:
1. De waarde van kunst en cultuur
Om het belang van kunstenaars en makers in de samenleving te erkennen is vanuit de samenleving breder begrip nodig van de waarde van kunst en cultuur. ‘Het is vervelend om dit steeds te moeten uitleggen’, betoogden de deelnemers, ‘maar we moeten het besef laten doordringen bij de rest van de wereld.’ Om dit te bereiken pleitte de groep voor meer investering in cultuureducatie en -participatie, om ‘emotionele aanraking’ te faciliteren. Hiermee zou op lange termijn niet alleen een verantwoordelijkheidsgevoel kunnen worden gecreëerd bij de samenleving en de overheid, maar ook bij het bedrijfsleven.
2. Fair Pay & versimpeling administratieve lasten & zorgen rondom de rol van de maker
Er komt veel op het bord van de maker te liggen. Naast het maken van nieuw werk, zijn makers ook bezig met fondsenaanmeldingen, zakelijke leiding, communicatie en nog veelmeer. Deelnemers ervaren ook dat subsidies steeds vaker verbonden zijn aan maatschappelijke opgaven, wat bij veel kunstenaars zorgen wekt wat betreft het kunnen waarborgen van hun eigen autonomie.
Er zijn meerdere redenen die bijdragen aan deze constatering. Zo is er in het budget dat gemeenten ontvangen, vanuit het gemeentefonds geen budget geoormerkt voor kunst en cultuur. Gemeenten moeten het dus doen met kleinere begrotingen. Dit resulteert in makers die steeds vaker de rol van maatschappelijk werker ervaren: ‘Je kan niet meer maken wat je wil, omdat we ons moeten conformeren aan de subsidievoorwaarden’, klonk het daardoor. Er is dus vraag naar en behoefte aan ‘vrije ruimte’.
Daarnaast lopen met alle afvinklijsten en verantwoordingsprocedures de zakelijke kosten zo hoog op, dat fair pay doorgaans onmogelijk is voor zelfstandigen. Er wordt opgeroepen om het stelsel om te draaien via het trickle-up model van de zak verdeelpatat. Het omdraaien van dit model moet ervoor zorgen dat er meer financiële ruimte komt voor makers.
3. Vertrouwen
Dit punt sluit aan op het idee van de trickle-up methode, waarbij het vertrouwen in de maker van cruciaal belang is om het werkzaam te houden. De artistieke autonomie van de kunstenaar staat hier centraal en daarmee kan er meer gefocust worden op de intrinsieke waarde van de kunst (in plaats van instrumenteel en op basis van een subsidieaanvraag). Hetgeen dat wordt gemaakt, wordt later toegekend aan een doelgroep in plaats van andersom. De autonome kunstenaar kan op deze manier beter worden gewaarborgd, in plaats van de (gevoelsmatige) afhankelijkheid van de buzz-words die bij aanvragen moeten worden aangemeten in plannen.
In het huidig proces mist een platform/loket waarbij makers en zakelijk leiders/mogelijkmakers elkaar kunnen vinden. Verder kan er door middel van zo’n platform of collectieve aanvragen een zekere solidariteit onderling worden afgesproken betreffende de verdeling van gelden.
4. Talentontwikkeling & carrièrepaden
Essentieel voor iedere carrière is een goed perspectief; hoe en in welke richting kun je verder in je ontwikkeling? Hier lijkt over het algemeen een integrale visie voor te ontbreken. Een integrale visie zou moeten worden gevoerd met basisbehoeften voor een brede groep met verschillende behoeften, denk aan starter, mid-careers, gevestigde makers en ook herinstromers. Een opmerkelijke toevoeging was ook het nadenken over een gezonde uitstroom voor diegenen die ervoor kiezen om elders aan de slag te gaan, of hun carrière beëindigen. De overdracht van materieel nalatenschap zoals een atelier, een werkplek, en immaterieel nalatenschap zoals kennis, ervaring en netwerk, kan beter worden afgestemd en geborgd. Om dit alles te onderbouwen werd een systeem van mogelijke makersregelingen voorgesteld. Hierbij kan worden gedacht aan:
- Vouchers waarbij als er aan een aantal afgesproken voorwaarden wordt voldaan, je gegarandeerd geld ontvangt. Eén van die parameters zou bijvoorbeeld de hoeveelheid werkervaring kunnen zijn, waarmee autodidacten en herinstromers eerlijkere kansen krijgen.
- Grotere transparantie van regelingen over bijvoorbeeld op basis waarvan adviescommissies tot hun keuzes komen.
- Een makersfonds dat inzet op bestaanszekerheid.
- Waarbij interdisciplinariteit geen struikelblok vormt. De huidige hokjes die via de verschillende fondsen zijn gecreëerd, verdwijnen
- Waarbij overzicht wordt gehouden op ketens, disciplines en regio’s, zodat er geen gaten vallen in het makersveld.
- Waarbij wordt gezien dat de carrière van een maker een leven lang kan duren en dat de behoeften en voorwaarden dan veranderen.
5. Toegankelijkheid (diversiteit en inclusie)
Toegankelijkheid is een uitermate belangrijk thema. Het gaat niet alleen over toegankelijkheid van uitingen voor het bredere publiek, maar ook over makers die willen toetreden tot de sector. Er wordt dan gedacht aan achtergrond, kleur, gender, neurodiversiteit, enz. Ook bij het Makerscafé was een specifieke (en kleine!) groep makers aanwezig, vonden de deelnemers. We moeten scherp blijven op blinde vlekken door bijvoorbeeld te kijken naar hoe er wordt gecommuniceerd. Daarnaast moeten we als makers en als sector in het algemeen verantwoordelijkheid voor onze positie blijven nemen, door solidariteit te tonen voor elkaars initiatieven, voor elkaar op te komen en er ook zelf voor te zorgen dat je stem mee kan worden genomen. Rondom dit thema kan ook weerstand ontstaan. Voortbordurend op wat er besproken werd bij de break-out over Fair Pay & versimpeling administratieve lasten kan het onderwerp als pijnlijk worden beschouwd want ‘men is al bezig om de sector te redden en dan komt dit er óók nog bij.’
Er werd uitgesproken dat we diversiteit en inclusie juist nodig hebben om de sector gezamenlijk te versterken, omdat ‘het een maatschappelijk plicht is om kunst waarvoor je gemeenschapsgeld wilt ontvangen, toegankelijk maakt voor iedereen.’ Daarnaast werd benoemd dat goede diversiteit en inclusie een wisselwerking is tussen programmering en organisatiestructuur van een organisatie en dat het cruciaal is om op beiden tegelijkertijd de focus te leggen.
6. Betere vertegenwoordiging
Hoe zorgen we dat de maker écht centraal komt te staan in cultuurbeleid? In deze break-out ontstonden een aantal concrete voorstellen om dit op korte termijn haalbaar te maken. Bijvoorbeeld: voer een makerstoets in. Met zo’n toets moeten (alle) instellingen bij hun aanvragen nadenken over wat hun plannen opleveren voor zelfstandige makers. En andersom: laat makers een instellingstoets invullen. Zo wordt iedere groep aangemoedigd zich te verplaatsen in het perspectief van de ander.
Een tweede suggestie is om fundamenteel te kijken naar de systematiek van geldverdeling. Een voorbeeld is om met loten te gaan werken, waarbij wordt gewerkt met matching van fondsen zodat toegekende gelden daadwerkelijk naar artistiek sterke projecten en programma’s gaan. Dit heeft als bijkomend voordeel dat de vele kosten die worden gemaakt voor verdeling van gelden vrij wordt gespeeld en direct bij de sector terecht komen. Deze vorm deed denken aan het Nationaal Podiumplan dat door enkele aanwezigen werd gezien als een voorbeeld voor hoe het anders zou kunnen, en wellicht uitgewerkt zou kunnen worden om structureler toe te passen. Een ander idee is om te werken met microkredieten en leningen met lage rente. Verder wordt voorgesteld dat brancheverenigingen nóg beter moeten samenwerken, bijvoorbeeld door een strakke taakverdeling op specifieke thema’s, bijvoorbeeld rondom AI. Daarmee kan expertise beter worden opgebouwd en benut.
Hoe gaan we verder?
Kunsten ’92 en De Creatieve Coalitie nemen de bijdragen scherp onder de loep om het vervolgens te verwerken in de verschillende lobbydoelen en -lijnen. Wat betreft de bredere belangenbehartiging is het duidelijk dat er een structurele manier moet worden gevonden om op een eerlijke en transparante manier nog meer makers te betrekken. Er was een uitgesproken wens om regelmatig bijeenkomsten te organiseren om over dit thema te praten.
Een aantal deelnemers benoemden ook expliciet het aanbieden van vacatie-/ participatievergoedingen voor vervolgbijeenkomsten. Want dit geeft ook aan waar een structureel probleem zit met belangenbehartiging: alleen diegene die genoeg ruimte in de agenda (en dus beurs) hebben zijn in de gelegenheid om bij te dragen aan dit soort bijeenkomsten.
Kunsten ’92 en De Creatieve Coalitie houden de deelnemers en de leden op de hoogte van vervolgstappen en van een volgende bijeenkomst.
De foto’s zijn gemaakt door Tanno Witkamp.