Doordat luchtvaartpark Aviodrome failliet ging dreigde het behoud van een collectie unieke vliegtuigen en het Fokkerarchief in gevaar te komen. Uit de casus Aviodrome zijn lessen te trekken over hoe om te gaan met belangrijk erfgoed dat zich in commerciële musea bevindt, denkt Thessa Syderius.
Onlangs is in Lelystad het Aviodrome heropend. In 2003 verhuisde het toenmalig vliegtuigmuseum van Schiphol naar de luchthaven van Lelystad. Er was op Schiphol geen plaats meer voor de collectie en op Lelystad Airport werd een geschikte nieuwe plek gevonden. Daar werd het Aviodome omgedoopt tot Luchtvaartthemapark Aviodrome. Het Aviodrome was van af het begin groots van opzet: het park beschikt over meer dan 5.000 m² expositieruimte, een filmtheater, een restaurant en congresruimtes. In een grote hangar is de vliegende collectie ondergebracht. Met een deel van deze vliegende collectie is het mogelijk rondvluchten te maken. Bovendien is er een één op één replica neergezet van het eerste Schipholgebouw uit 1928. Vanuit dit gebouw is ook een grote archiefbunker te bereiken, waarin onder meer het Fokkerarchief is ondergebracht. Naast al deze voorzieningen, beschikt het Aviodrome over een prachtige collectie vliegtuigen, met als topstukken de Connie (de Lockheed Constellation die eind jaren dertig werd ontwikkeld in opdracht van Howard Hughes) en de Uiver – een DC-2, het type waarmee ook de KLM in de jaren dertig vloog. In 2004 trok het vervoer van een Boeing 747 over het water van Schiphol, via Amsterdam, naar Lelystad veel bekijks. De Boeing is sindsdien ook een belangrijk onderdeel van de collectie.
De uitgangspunten
voor het Aviodrome
waren in alle
opzichten gunstig.
Toch ging het mis.
Failliet
De uitgangspunten voor het Aviodrome waren dus in alle opzichten gunstig: een mooi museumpark, goede voorzieningen en een mooie collectie. Toch vroeg het Aviodrome eind 2011 faillissement aan. Wat ging er mis? Kort samengevat komt het hier op neer: het Aviodrome was opgezet als een echt ondernemend museum op uitgangspunten die helaas niet helemaal haalbaar bleken. In de loop der jaren hebben cultuurfondsen bijgedragen aan aankopen voor de collectie en aan restauratieprojecten, maar structurele subsidie heeft het museum nooit ontvangen. Het museum moest draaien op inkomsten uit bezoekers en verhuuractiviteiten voor evenementen, zakelijke bijeenkomsten et cetera. Deze ondernemende opzet werkte eigenlijk behoorlijk goed: het Aviodrome trok tussen de 130.000 en 140.000 bezoekers per jaar. Alleen vielen de verhuur en evenementen tegen. Zo hield het museum zich net, of net niet staande. Een themapark als het Aviodrome moet jaarlijks kunnen investeren in nieuwe bezienswaardigheden om de stroom bezoekers vast te houden. Hiervoor hield men nu geen middelen over en zodoende kwamen er langzamerhand minder bezoekers. Gaten moesten worden gedicht met leningen en zo kwam het Aviodrome langzaam verder in de problemen, tot het het afgelopen jaar echt op was. Al met al is het een sluipend proces geweest dat ook een interim-directie vanuit de KLM niet heeft kunnen ombuigen.
En toen was het museum dus failliet. De enorme investering in het themapark met al die voorzieningen, leek voor niets te zijn geweest. Maar nog belangrijker: de collectie kwam in gevaar. Een deel van de collectie is in handen van particuliere stichtingen die hun vliegtuigen ter beschikking stellen van het Aviodrome. Een aantal van hen had met vooruitziende blik hun statuten nog eens goed aangescherpt om te voorkomen dat hun museale stukken en archieven in een eventuele faillisementsverkoop mee zouden gaan. Maar een aanzienlijk deel van de collectie dreigde verkocht te worden. Nu was op zich de aard van de collectie zo dat er in Nederland maar een beperkte groep kopers zou zijn, want wie heeft plek voor een vliegtuig in zijn achtertuin? De collectie dreigde dan ook deels aan buitenlandse partijen verkocht te worden. Vanuit de collectiehouders en andere belanghebbenden werd een collectief opgericht dat zich hard maakte voor het behouden en bijeen houden van de collectie. In overleg met de curator werd gekeken naar verschillende mogelijkheden om een doorstart van het museum te realiseren.
Aantrekkelijk
Eén van de eerste partijen die voor een overname in beeld was, was de Libéma Groep, ook eigenaar van onder meer de Autotron te Rosmalen, Safaripark Beekse Bergen, het Ecodrome in Zwolle en diverse vakantieparken. Uiteindelijk bleek het mogelijk met Libéma Groep tot overeenstemming te komen over een doorstart, waarbij de collectie voor de toekomst veilig gesteld werd. Libéma exploiteert een bv en de gebouwen en de collectie zijn in afzonderlijke juridische entiteiten ondergebracht. De stichting waarin de collectie is ondergebracht, stelt de collectie ter beschikking aan de exploitatiemaatschappij. Libéma heeft ondertussen flink in het park geïnvesteerd om het aantrekkelijker te maken als dagattractie voor een breed publiek. Eind goed, al goed? Ja en nee. Ja, omdat het gelukt is om de collectie te redden uit een uiterst penibele situatie; een situatie waarin een zo belangrijke collectie luchtvaarterfgoed eigenlijk nooit in had mogen komen. Ja, omdat park weer open is en de geredde collectie als geheel toegankelijk blijft voor publiek. Maar ook nee, omdat nog niet helemaal duidelijk is hoe de exploitatie vanuit een partij als Libéma – die opereert vanuit een attractieparkgedachte – zich zal verhouden tot de museale kwaliteit van de collectie. De overeenkomsten hierover worden op dit moment afgerond. Of het park ook weer een themapark met museale status wordt, is dus nog even afwachten.
Een
belangrijke
collectie luchtvaarterfgoed
had nooit in
zo’n penibele
situatie mogen
komen.
De situatie van het Aviodrome lijkt wellicht een uitzondering, aangezien het een niet-gesubsidieerd museum betrof. De situatie doet echter denken aan de situatie van het Scryption na het stoppen van de subsidie vanuit de gemeente Tilburg. Een crisissituatie als die bij het Aviodrome laat zien hoe belangrijk het is collecties goed te beschermen tegen acute financiële problemen, al is het alleen maar om tijd te kopen om de collecties elders goed onder te kunnen brengen. De komende jaren zullen meer musea en meer collecties in een vergelijkbare situatie terecht komen. Alleen daarom is het al interessant de ontwikkelingen bij het Aviodrome te blijven volgen.
Thessa Syderius werkt bij Berenschot en is
redacteur van Kunsten ’92 Magazine