27 oktober 2015

Brief Kunsten ’92 t.b.v. VSO Tweede Kamer 27 oktober 2015

Aan de leden van de commissie Cultuur van de
Tweede Kamer der Staten Generaal

 

Amsterdam, 23 oktober 2015

 

Geachte cultuurwoordvoerders,

Naar aanleiding van de brief d.d. 1 oktober 2015 van minister Bussemaker, in reactie op de vragen van de Tweede Kamer over de Kamerbrief moties uitgangspunten cultuurbeleid (24 augustus 2015), zal op dinsdag 27 oktober aanstaande een Voortgezet Schriftelijk Overleg in de Tweede Kamer plaatsvinden.

De minister heeft budgettair neutraal uitvoering gegeven aan de moties die in de Tweede Kamer op 2 juli jl. zijn aangenomen. Daardoor treden er verschuivingen op in de besteding van middelen zoals voorgesteld door de minister. Dat is pijnlijk, vooral voor een aantal organisaties in de podiumkunsten, die op grond van de plannen van de minister mochten rekenen op een iets ruimere financiering. Tegelijkertijd zien we dat uitgangspunten van beleid, zoals bij de festivals, niet op inhoudelijke, maar op budgettaire gronden ter discussie worden gesteld en de spelregels tijdens het spel dreigen te worden veranderd.

Wij slaan deze ontwikkeling met grote zorg gade. Het budgettaire plafond uit het regeerakkoord is, zoals blijkt uit de brief van 1 oktober 2015, door de minister als leidend cultuurpolitiek beginsel verklaard. En niet de inhoud. Dat staat in schril contrast met het WRR-pleidooi dat door de minister werd omarmd: ‘De eigen waarde van cultuur is ook voor mij het vertrekpunt’. Dit wringt des temeer omdat wij verwachten dat de druk op de budgetten alleen maar groter wordt, mede omdat volledige indexering in de afgelopen jaren niet heeft plaatsgevonden. Ook de Federatie Cultuur heeft hier aandacht voor gevraagd.

De Raad voor Cultuur heeft in de ‘Agenda Cultuur 2017 – 2020 (en verder)’ een aantal voorstellen gedaan voor sectorbrede versterkingen in de beleidsperiode 2017 – 2020 en sectorspecifieke analyses gepresenteerd. Op basis daarvan heeft de Raad een schatting opgenomen van de extra investeringen die nodig zijn om deze voorstellen te realiseren, jaarlijks €29.5 miljoen voor de beleidsperiode 2017 – 2020. Dat betekent dat nog minimaal €10 miljoen op jaarbasis nodig is voor de periode 2017 – 2020. Overigens is de cultuursector zelf van mening dat niet €29,5 maar minimaal €70 miljoen nodig is om het huidige niveau van de sector te kunnen handhaven.

Ook wetgeving en beleidsambities buiten het cultuurpolitieke domein vragen om aandacht en hebben budgettaire consequenties. “Goed werk voor een fatsoenlijk loon” is de verklaarde topprioriteit van minister Asscher. In dat verband wijzen wij op de arbeidsmarktanalyse die op dit moment door de Raad voor Cultuur en de SER wordt uitgevoerd, en ook op de brief van de podiumkunstensector van 15 oktober 2015, waarin een zorgvuldige transitie van de consequenties van de invoering van de Wet deregulering beoordeling arbeidsrelaties door sociale partners wordt bepleit.

Wij realiseren ons dat het geen gemakkelijke of graag gehoorde boodschap is dat er fors meer geld dan de door de minister voorgestelde €18,5 miljoen nodig is voor de sector. Het is wel noodzakelijk om als culturele sector duurzaam professioneel een vitale bijdrage aan de samenleving te kunnen blijven geven. Voor goed werkgeverschap, voor innovatie en talentontwikkeling en een sterkere verankering van de cultuursector in de samenleving zijn extra investeringen noodzakelijk. Wij doen een dringend beroep op u om voor gewenste wijzigingen in het beleid ook de reëel benodigde extra middelen beschikbaar te stellen. In het belang van de sector, en in het belang van ons allen.

 

Met vriendelijke groeten,

Marianne Versteegh,
Algemeen secretaris Vereniging Kunsten ‘92