29 oktober 2007

Bijzondere Ledenbijeenkomst over de regelingen voor vierjarige subsidies bij het NFP+ en de basisinfrastructuur.

Verslag bijzondere ledenbijeenkomst op 29 oktober 2007 bij de KABK te Den Haag

‘Tot op dit moment ga ik ervan uit dat er geen bezuinigingen plaatsvinden en ik heb sterke aanwijzingen dat dit ook niet zal gebeuren.’
– Hans Andersson over het budget van het Nederlands Fonds voor de Podiumkunsten+ op 29.10.2007

Vanaf 1 november kunnen alle instellingen die in aanmerking willen komen voor een vierjarige subsidie bij het rijk daartoe aanvragen indienen. Dit keer in een geheel gewijzigde en nog niet voltooide structuur. Op 17 oktober zond minister Plasterk de regelingen voor subsidieaanvragen voor de basisinfrastructuur en de deelregeling voor vierjarige subsidie bij het Nederlands Fonds voor de Podiumkunsten+ aan de Tweede Kamer.

Kunsten ’92 stelde op 29 oktober kamerleden en hun medewerkers in de gelegenheid kennis te nemen van de reacties, vragen en onzekerheden die er leven bij de leden van Kunsten ’92 over de nieuwe subsidiestructuur. Hans Andersson, fusiedirecteur bij het Nederlands Fonds voor de Podiumkunsten+ (NFP+), gaf tijdens de bijeenkomst informatie over de stand van zaken bij het fonds. Hieronder een korte samenvatting van de bijeenkomst. Belangrijkste conclusies en aanbevelingen zullen ook in een brief aan de Tweede Kamer worden opgenomen. Op 19 november vindt daar het debat plaats over het cultuurbeleid en de begroting van OCW.

Geen korting op fondsbudgetten
Het is lastig werken aan de opbouw van een fonds als de feiten en cijfers niet helder zijn en er beleidsmatige keuzes gemaakt dienen te worden, vindt Hans Andersson. Hij heeft echter voldoende reden om aan te nemen dat de overheveling van instellingen naar het NFP+ budgettair neutraal geschiedt en er geen kortingen worden opgelegd. Dat was al eerder door minister Plasterk van OCW toegezegd en is ook uit recent overleg op het Ministerie opnieuw gebleken. In zijn berekening komt Andersson uit op een hoger bedrag dan genoemd in de vierjarige deelregeling, namelijk 121,6 miljoen euro voor vier jaar. Lager zal het bedrag niet worden, mogelijk wel hoger. De fusiedirecteur rekent erop dat hierover tijdens de begrotingsbehandeling op 19 november a.s. definitieve(re) uitspraken worden gedaan. Kunsten’92 hoopt dat er dan ook een actueel overzicht van alle uitgaven in de kunst en cultuursector zal zijn, liefst over het jaar 2007, en dat ook duidelijk zal zijn hoe de minister deze bedragen in beginsel heeft ingedeeld.

Maatwerk
Het vergroten van de samenhang tussen de verschillende schakels bij de podiumkunsten (productie, programmering en distributie) noemt Andersson de belangrijkste doelstelling van het NFP+. Het is echter geen keiharde voorwaarde voor subsidiëring. Ook zullen er geen uniforme prestatienormen worden opgelegd. Het fonds kiest uitdrukkelijk voor maatwerk en zo min mogelijk procedurele verplichtingen.

Meer voor minder
De kritiek die geuit wordt op het ‘meer-voor-minder’ principe dat het NFP+ als instructie heeft meegekregen van de minister, verbaast Andersson. Bij de aanloop tot de vorming van het fonds leek hierover juist consensus te bestaan, onder meer verwoord in het rapport Uit! van de Commissie d’Ancona. Dit adagium staat volgens Andersson dan ook niet ter discussie. Het NFP+ moet volgens Andersson ‘afgerekend’ worden op de wijze waarop zij dit principe toepast, en niet op het feit dat zij dit zal doen.

Spreiding
Meer dan in het recente verleden speelt geografische spreiding een belangrijke rol in het cultuurbeleid. Het NFP+ is gevraagd met spreiding rekening te houden en zal dit ook doen. Hiertoe zal zij overleg voeren met co-financiers, waaronder ook de overige overheden en het Participatiefonds. Het obstakel dat fondsen geen convenanten kunnen afsluiten met lagere overheden wordt hiermee overigens niet weggenomen.

Beoordeling
Volgens Andersson krijgen de commissies een stevige positie in het NFP+. Zij adviseren het bestuur over te nemen subsidiebesluiten. De secretarissen vervullen met name een rol in de voorbereidingsfase en in het contact met de subsidieaanvragers.

Aanstaande zaterdag wordt er een advertentie gepubliceerd om leden voor de commissies te werven. Het is de bedoeling in de nieuwe commissies een zorgvuldige mengeling te bereiken tussen personen die thans zitting hebben in commissies (RvC) en nieuwe leden. Dit om opgebouwde kennis zo goed mogelijk te benutten. Andersson benadrukt dat het van groot belang is kundige mensen te installeren en doet een oproep aan een ieder om goed om zich heen te kijken naar gegadigden en het NFP+ te informeren.

De podia
Podia kunnen geen beroep doen op vierjarige subsidiering bij het fonds, wel kunnen zij een beroep doen op de driejarige regeling bij het NFP+. De budgetten van de podia die nu in de cultuurnota zitten worden ‘uitgeruild’ met de gemeenten. De besprekingen hierover worden pas in de zomer van 2008 afgerond, wanneer de convenanten ondertekend worden.

Het is de vraag hoe ‘samenhang’ en ‘bondgenootschap’ bevorderd kunnen worden wanneer de podia niet meer worden bekostigd door het Rijk. Margarete de Groot van het Ministerie van OCW benadrukt dat de uitruil van podia met de gemeenten geen verkapte bezuiniging betreft. De andere kant van de medaille is wel dat het Rijk de gemeenten niet kan voorschrijven hoe en of over te hevelen budgetten uitgegeven worden aan de zaken waarvoor zij bestemd waren.

Basisinfrastructuur nog in nevelen gehuld
Er is nog veel onduidelijkheid over de precieze inrichting van de basisinfrastructuur. Dit geldt in het bijzonder voor de productiehuizen en het Podiumkunstenaanbod voor de Jeugd. Margarete de Groot van het ministerie van OCW maakt bekend dat de commissie Podiumkunstenaanbod voor de Jeugd begin november geïnstalleerd wordt. Deze moet vóór 1 december a.s. komen met een advies, waarna de Raad voor Cultuur hierop zal reageren. Eind december moet dan bekend zijn hoe het podiumkunstenbestel voor de jeugd er uit gaat zien.

Aan de hoeveelheid productiehuizen in de basisinfrastructuur is geen limiet gesteld. Het ministerie geeft de Raad een aantal instructies mee met betrekking tot de productiehuizen, waarna zij advies uitbrengt. Spreiding zal naar verwachting ook hier een belangrijk criterium zijn.

Aanvragen bij OCW of Fonds?
Bij het ministerie van OCW wordt een ‘ontvankelijkheidscommissie’ ingesteld, bestaande uit leden van de Raad voor Cultuur, het NFP+ en ambtenaren van het ministerie. De commissie zal zich buigen over de vraag door wie een aanvraag beoordeeld moet worden: het NFP+ of de Raad voor Cultuur.

Juridisch is het pas mogelijk in beroep te gaan tegen een beslissing van de ontvankelijkheidcommissie wanneer de subsidiebeschikkingen bekend zijn gemaakt door de minster in september 2008.
Hiermee is de onzekerheid niet weggenomen. Instellingen zijn nu bezig met het schrijven van hun beleidsplannen en deze zijn afgestemd op de functie die zij denken te gaan vervullen.

De sluitingstermijnen voor subsidieaanvragen tussen gemeenten en het Rijk lopen uiteen. Om te voorkomen dat instellingen twee verschillende beleidsplannen indienen heeft het ministerie afspraken gemaakt met bijvoorbeeld de Amsterdamse Kunstraad om een aanvulling op het beleidsplan in te kunnen dienen, later in de procedure. Dit is met name van belang voor instellingen die een functie in de basisinfrastructuur voor ogen hebben waarvoor de criteria nog niet helder zijn.

Uitgangspunten van beleid
De herinrichting van het subsidiegebouw slokt de aandacht op en het feit dat nog zoveel onduidelijk is maakt een discussie over de inhoud lastig. Beleidsuitgangspunten van het NFP+ worden pas helder als het beleidsplan wordt gepresenteerd. Over jeugdtheater en het nieuwe Participatiefonds cultuur ontbreekt informatie. De beleidsuitgangspunten dreigen ondergesneeuwd te raken. Noties als cultureel burgerschap en culturele diversiteit zijn niet aan de orde geweest. Een discussie over de inhoud en de ambities die in de sector leven is nog niet gevoerd.

Kunsten ’92 verwacht dat het nodig is om op verschillende tijdstippen tijdens de aanvraagprocedure te bezien in hoeverre de nieuwe structuur aansluit bij het werkveld. Daarbij spelen de momenten waarop het beleid en de budgetten worden vastgesteld een grote rol. In alle nu komende fasen neemt de Tweede Kamer een belangrijke, zelfs doorslaggevende positie in. De leden hebben de taak om het beleid te controleren en zonodig aan te passen, zorg te dragen voor realiseerbaar beleid, werkbare regelgeving en de taak te zorgen voor een gezond kunst- en cultuurklimaat, waarin kwaliteit gedijt. Dat betekent dat ook voldoende financiële ruimte moet worden geboden aan de kunstensector om verwachtingen en eisen waar te maken, vindt Kunsten ’92.