Dit is het tweede artikel in een reeks waarin Kunsten ’92 tot de verbeelding sprekende initiatieven verkent die in lijn zijn met KUNSTEN2030. KUNSTEN2030 biedt een visie op een nieuwe culturele en creatieve sector en is bedoeld als prikkelend toekomstbeeld en startpunt voor debat.
Weg van de hijgerigheid
De wereld lijkt steeds sneller te gaan, onze attentiespanne krimpt met de dag en we dreigen te bezwijken onder information overload. Er is behoefte aan vertraging, ook om helder zicht te krijgen op de extreem urgente problemen van nu, die vragen om langetermijndenken in plaats van symptoombestrijding. In KUNSTEN2030, de toekomstvisie van Kunsten ’92, wordt gepleit voor de inzet van kunst en kunstenaars om het Nederland van morgen vorm te geven.
Door Edo Dijksterhuis
Pieter Omtzigt heeft geen zin in de traditionele verkiezingsdebatten waarbij iedere deelnemer een paar minuten krijgt om een soundbite te produceren. Liever voert hij diepgaande gesprekken over migratie, klimaatbeleid en bestaanszekerheid, zegt de potentiële gamechanger van de aanstaande Tweede Kamerverkiezingen in een interview met AD. “Dat lijkt me een stuk beter dan de campagne als spelshow.”
Omtzigt verwoordt een gevoel dat breder leeft. Binnen en buiten de politiek klinkt kritiek op de hijgerigheid die de norm lijkt te zijn geworden in Den Haag, provinciehuizen en stadskantoren. Politici en beleidsmakers laveren tussen scoringsdrift en burn-out, maar aan langetermijnvisies komen ze niet meer toe. En dat terwijl er behoefte is aan “kathedralenbouwers die het geduld op kunnen brengen om een plan voor decennia te maken”, zoals Frans Timmermans het onlangs verwoordde in de Abel Herzberglezing.
Het langetermijndenken komt echter moeizaam van de grond, constateert Martijn van der Steen, bijzonder hoogleraar bestuurskunde aan de Erasmus Universiteit. “Hoewel er altijd wordt gezegd ‘regeren is vooruitzien’, is de politiek kortcyclisch en vindt men het moeilijk om voorbij vier jaar te kijken. Beleidsmakers en bestuurders zitten bovendien op een zichzelf versterkend pad, waarbij weinig bijsturing mogelijk is. En hoe langer ze in die groef zitten, hoe vanzelfsprekender de koers wordt.”
Dat zou niet zo erg zijn als de toekomst een stabiele voortzetting van het heden zou zijn. Maar we leven in een tijd van grote, onregelmatige en onvoorspelbare veranderingen. Er vinden overstromingen plaats die onmogelijk zijn volgens bestaande meteorologische modellen, de coronapandemie heeft alle economische voorspellingen naar de prullenbak verwezen en we kunnen alleen maar gissen naar de ecologische kettingreactie die in werking wordt gezet door de massale sterfte van bijen.
“Toch worden toekomstvisies nog steeds grotendeels ontworpen op basis van het gekende verleden en gevat in de woorden, systemen en kaders van datzelfde verleden”, stelt Van der Steen. “We moeten juist denken vanuit de toekomst en terugredeneren. Kunstenaars en creatieven zijn bij uitstek in staat die onbekende en ongekende toekomst vorm te geven. Dat het niet lukt een langetermijnvisie te ontwikkelen heeft niet te maken met een lack of information, zoals sommigen beweren, maar met een lack of imagination. Kunst kan ons bevrijden uit de taal en concepten van de oude wereld en een nieuwe verbeelden.”
Ruimtelijke kwaliteit
Ongecontroleerde migratiestromen, de groeiende kloof tussen arm en rijk, de imploderende biodiversiteit, de druk op onze waterhuishouding – de lijst vraagstukken die om meer vragen dan symptoombestrijding is lang. Wat ze gemeen hebben: ze bepalen het uiterlijk van Nederland, hoe onze publieke ruimte is ingericht en wordt gebruikt. Wat die ruimtelijke inrichting betreft, bevinden we ons volgens Lindy Molenkamp op een bijzonder moment. “De meeste infrastructuur in ons land is 50 tot 80 jaar oud, niet berekend op de huidige verkeersstromen en in veel gevallen gewoon op”, licht de directeur Beheer en Uitvoering van de provincie Noord-Holland toe. “We staan aan de vooravond van grootschalige renovatie en vervanging, waarmee Nederland toekomstbestendig moet worden gemaakt. Bovendien is er een bouwopgave van één miljoen woningen. En moeten al die projecten worden gerealiseerd binnen de stikstofnormen, waardoor compensatie uit landbouw, mobiliteit en industrie noodzakelijk is.”
Hoe Nederland er over 100, 50 of zelfs 30 jaar uitziet is lastig te voorspellen, erkent Molenkamp. “Hoewel het niet ligt vastgelegd in beleidsdocumenten, ben ik persoonlijk van mening dat kunstenaars hier een rol kunnen spelen. In het verleden had je bijvoorbeeld Robbert en Rudolf Das, tweelingbroers die als technisch tekenaars de wereld van de toekomst lieten zien en in sommige gevallen dichtbij de realiteit kwamen.”
Molenkamp is voorstander van het herinvoeren van de percentageregeling, die lange tijd gold voor bouwprojecten van de Rijksoverheid. Vroeger werd dat geld gereserveerd om nieuwbouw te voorzien van kunstwerken, maar volgens haar zou een deel ervan ook kunnen worden ingezet om kunstenaars in een vroeger stadium te betrekken. “Dan kunnen ze meedenken over de vormgeving van de projecten en ook bijdragen aan de daadwerkelijke realisering. Kunst bij snelwegen heeft bijvoorbeeld een belangrijke functie als markeerpunt en zorgt voor een hogere ruimtelijk kwaliteit.”
“Maar de allerhoogste prioriteit op dit moment is het stellen van prioriteiten”, stelt Molenkamp. “We moeten bepalen welke projecten even kunnen wachten en welke absoluut voorrang hebben. Ook daarin kunnen kunstenaars een rol spelen. Zij kunnen namelijk op beeldende manier inzichtelijk maken wat de situatie nu is en welke problemen er zijn. Daardoor kunnen de verschillende partijen – in het bijzonder burgers en overheden – elkaar beter begrijpen.”
Besmettelijke mindset
Beeldend kunstenaar Arne Hendriks en componist Merlijn Twaalfhoven pakken hun rol als ‘vroedvrouw van de langetermijnvisie’ al volop. Twaalfhoven richtte zes jaar geleden The Turn Club op om bij bedrijven en organisaties een nieuwe manier van kijken, denken en doen te introduceren. “Wij promoten de kunstenaarsmindset, proberen ons wereldbeeld besmettelijk te maken”, vertelt hij. “Het gaat om het uitstellen van oordelen en interpretaties waardoor je diepere lagen van betekenis en schoonheid ziet, maar ook van ongemak en twijfel. Maar alleen kijken is niet genoeg, je moet de indrukken ook verteren en vervolgens dat abstracte geheel vangen in een overdraagbare vorm.”
Dat vergt oefening en vakmanschap, waarbij de kunstenaar kan optreden als gids. “Met een enkele workshop ben je er niet”, weet Twaalfhoven uit ervaring. “Je kunt beginnen met bijvoorbeeld iedere dinsdagmiddag tien minuten te reserveren waarin alle restricties worden losgelaten. Zie het als R&D. Zo’n vrije ruimte is zeer geschikt om complexe samenlevingsvraagstukken te bevragen. We moeten breken met de bijna religieuze obsessie met efficiëntie, winst, productie en competitie. De prestatiemaatschappij is vastgelopen en richt veel schade aan. Maar het ergste is dat we bezig zijn met het stelen van de toekomst.”
Eyeopeners kunnen soms bedrieglijk eenvoudig zijn, weet Arne Hendriks. Als artist in residence van het Rabobank Art Lab confronteerde hij bankiers met grafieken waarin de opwaartse pijl negatief rood was gekleurd en de neergaande positief groen. “Voor mensen die altijd alleen maar hebben gedacht in termen van groei is dat heel verwarrend. Een aantal van hen draaide het bord een halve slag. In de gesprekken die volgden bleek dat ze nooit hadden nagedacht over de keerzijde van groei.”
Op dit moment is Hendriks voor twee jaar verbonden aan de Wageningen Universiteit waar hij meedenkt over de moeizaam verlopende proteïnetransitie: ondanks het groeiende aanbod van vegetarische opties daalt de consumptie van dierlijke producten niet. In dat kader ontwikkelt de kunstenaar nu miso uit Zeeuwse bonen. “Het is een ‘wat als’-project”, vertelt hij. “Wat als de Nederlanders, die eeuwenlang als enige buitenlanders toegang hadden tot Japan, de miso hadden meegenomen uit Azië. Welke impact zou dat hebben gehad op onze keuken en menu? Op onze leefstijl en identiteit?”
“We werken teveel aan onze omgeving en te weinig aan onszelf”, vindt Hendriks. “We moeten oefenen in anders kijken. Kunstenaars kunnen daarbij helpen, niet door oplossingen aan te dragen maar alternatieve perspectieven. Daarom zouden kunstenaars een plek aan de bestuurstafel moeten hebben, om de kunstenaar in de anderen aan tafel wakker te schudden.”
Faalintolerantie en lage lat
Het ontbreekt volgens Hendriks aan voldoende plekken om “te oefenen in lastigheid”. “Door de bezuinigingen van de afgelopen tien, vijftien jaar is de kunst minder zichtbaar geworden. De kunstenaar wordt gezien als buitenstaander of expert, terwijl hij gewoon onderdeel hoort te zijn van het collectief. Kunst is vreemdheid, maar als je niet je dagelijkse portie vreemdheid krijgt, wordt die vreemdheid steeds vreemder en op den duur onbegrijpelijk.”
Ook Twaalfhoven pleit voor meer ruimte voor kunst. “We moeten een gebied claimen waar mensen mogen dromen, niet de noodzaak van creativiteit in een visiedocument verwoorden dat altijd weer moet wijken voor de kwartaalcijfers. Dat lukt bijvoorbeeld in het programma Dialoog en Ethiek van de Rijksoverheid. Daarin wordt gezocht naar ruimte voor belangrijke maar kwetsbare zaken, zoals hoe je omgaat met macht, hoe je tegenspraak de ruimte geeft en hoe ook het hart kan laten spreken als je als ambtenaar ingrijpt in het leven van burgers. Hierbij worden kunstenaars betrokken omdat het ruimte scheppen voor dialoog en ethiek werkelijk andere talen en werkvormen nodig heeft dan de documenten, beleidsstukken en vergaderingen die ze bij de overheid gewoon zijn.”
Op dit soort voorbeelden na is de ruimte voor utopisch mijmeren, groot denken en visionair filosoferen in Nederland zeer beperkt. Dat heeft iets te maken met de Nederlandse politieke cultuur, zegt bestuurskundige Van der Steen. “We hebben in dit land een lage tolerantie voor falen, dat meteen wordt gezien als mislukken. Terwijl ze zeggen ‘daar kunt u mij op afrekenen’ leggen bewindslieden de lat bijzonder laag, zodat de doelen sowieso gehaald worden. Vergelijk dat eens met de Amerikaanse staat Californië waar de klimaatambities juist krankzinnig hoog zijn gezet – en vervolgens nog worden gehaald ook! Die bijna utopische doelen trekken namelijk innovatieve partijen aan. Het is niet voor niets dat Tesla in Californië zit.”
De oorzaak voor de faalangst en het lage ambitieniveau moet gezocht worden in de afrekencultuur die de afgelopen dertig jaar is ontstaan in Nederland. Van der Steen herleidt dat fenomeen tot het onderliggende principal-agentmodel, waarbij burger en overheid in een verzakelijkte relatie staan en alles wordt gemeten met prestatiegerichte indicatoren en kerngetallen. “Dit model is in wezen gebaseerd op een negatief mensbeeld waarin wantrouwen de belangrijkste factor is”, stelt hij. “En het functioneert niet, kijk maar naar de toeslagenaffaire. Bovendien is het bureaucratische systeem van aanvragen, verantwoordingen en beoordelingen extreem duur.”
Volgens Van der Steen zouden we veel beter af zijn met een stewardshipmodel. Hierin erkennen de verschillende partijen dat ze misschien andere ideeën hebben over de oplossing maar wel een gemeenschappelijk doel nastreven. Als nevengeschikte partijen, dus niet in een hiërarchische relatie, kunnen zij werken aan lange termijnoplossingen. “Maar voordat je dat kunt doen, moet je samen bepalen hoe en wanneer je evalueert, hoe je elkaar aanspreekt op de uitkomsten en wat de sancties zijn. Dat is een gesprek waarin je de relatie ontwerpt. En ook daar kunnen kunstenaars als experts van de verbeelding hun rol spelen.”
Als dat gespreksformat er eenmaal is, kan het echte werk beginnen: het ontwerpen van de toekomst van Nederland. Waarbij we onszelf en elkaar telkens moeten herinneren aan de valkuilen van de kortetermijnvisie, bewust moeten afremmen en ruimte moeten laten voor visionair denken om het schijnbaar onhaalbare binnen handbereik te brengen.
Kunstenaars van de grote greep