Dit is het vierde artikel in een reeks waarin Kunsten ’92 tot de verbeelding sprekende initiatieven verkent die in lijn zijn met KUNSTEN2030. KUNSTEN2030 biedt een visie op een nieuwe culturele en creatieve sector en is bedoeld als prikkelend toekomstbeeld en startpunt voor debat.
Kunst is deel van de oplossing, niet het probleem
Nederland zit op een onontgonnen berg potentie: de innovatiekracht van kunstenaars, ontwerpers en andere creatieve makers. Maar door een veel te enge definitie van kunst en een financieringsstelsel dat niet meegaat met zijn tijd, blijft de potentie van die sector onderbenut. En dat terwijl kunst en cultuur juist een belangrijke rol kunnen spelen in deze tijd van complexe transities en andere grote vraagstukken, zoals ook wordt gesteld in het visiedocument KUNSTEN2030. Vanuit het veld komen negen suggesties die kunnen helpen om de innovatieve kracht van de sector te ontketenen en te komen tot een weerbaar ecosysteem.
Edo Dijksterhuis
Over aanpassingen in het kunstenaarsbeleid wordt al jaren nagedacht. De suggesties en gesprekken die in dit artikel gedaan worden, dateren van vóór de Tweede Kamerverkiezingen 2023. Dat de verkiezingen zijn gewonnen door een partij die in zijn verkiezingsprogramma stelt dat kunst- en cultuursubsidies afgeschaft moeten worden, doet niets af aan de onderstaande tekst die geschreven is voor de verkiezingen. Sterker nog, je zou kunnen beargumenteren dat de beleidssuggesties erbij aansluiten. Geld voor de sector moet immers niet gezien worden als subsidie maar als investering, die een enorme impact kan hebben als het gaat om bijvoorbeeld bestaanszekerheid, armoedebestrijding en herstel van het vertrouwen in de overheid – allemaal onderwerpen die bij de verkiezingswinnaars hoog in het vaandel staan.
Om maar meteen te beginnen met die bestaanszekerheid is de onvermijdelijke boodschap: er moet geld bij. Als antwoord op de slechte inkomenspositie van hen die werkzaam zijn in de kunstsector werd in 2017 de Fair Practice Code geformuleerd, waar eerlijke betaling een belangrijk onderdeel van uitmaakt. Overheden omarmden de code en verhieven hem zelfs tot criterium voor subsidieverlening. Maar dat impliceert wel hogere uitgaven voor door het Rijk gesubsidieerde kunstinstellingen, € 34,5 miljoen over de komende vier jaar om precies te zijn. Dat blijkt uit onderzoek dat het bureau PPMC Economisch Advies deed in opdracht van Kunsten ’92 en resulteerde in het rapport Fair Pay dichterbij – Meerkosten van Fair Pay in de culturele sector. Het werd op 15 november vorig jaar aangeboden aan demissionair staatssecretaris van Cultuur en Media Gunay Uslu.
Vijf dagen later stuurde Uslu een brief aan de Tweede Kamer waarin zij € 36,4 miljoen toezegde om eerlijke betaling binnen de sector mogelijk te maken. Dat is goed nieuws voor de instellingen die meerjarig door het Rijk worden gesubsidieerd. Het biedt andere, bijvoorbeeld door gemeenten ondersteunde, instellingen echter geen soelaas.
Ook doet deze bijdrage aan Fair Pay weinig af aan de fundamentele bestaansonzekerheid waar vooral de zzp’ers – het gros van de kunstenaars en anderen werkzaam in de sector – onder lijden. “Als jonge, beginnende kunstenaar is dat niet zo erg”, vertelt Joost Oomen, theatermaker, dichter en schrijver. “Je pakt alles aan en neemt genoegen met weinig. Maar op een gegeven moment wil je je specialiseren en verdieping aanbrengen in je werk, en dat kost tijd. Juist in de periode dat je naar verwachting je beste werk maakt, iets waar je al vanaf je vijftiende of zestiende naartoe werkt, is het extreem ingewikkeld om rond te komen.”
Suggestie 1: Maak Fair Pay in de hele sector - en niet alleen bij de Rijksgesubsidieerde instellingen en Rijksfondsen - mogelijk door om te beginnen € 68,2 miljoen beschikbaar te stellen voor de gemeentelijke component.
Een basisloon, waar op dit moment mee wordt geëxperimenteerd in Ierland, of een vast stipendium voor makers van bewezen kwaliteit zoals Zweden dat kent, zouden een oplossing kunnen zijn. “Een deel van het veld heeft er wel oren naar”, weet Angelique Spaninks, voorzitter van De Zaak Nu, de belangenvereniging voor hedendaagse beeldende kunstinstellingen. “Een basissalaris is denkbaar en het waard om onderzocht te worden. Het is alleen de vraag of Nederland er klaar voor is.”
Suggestie 2: Onderzoek mogelijkheden van een sociaaleconomisch vangnet voor kunstenaars in een precaire inkomenssituatie.
Er zitten ook haken en ogen aan, denkt Liesbeth Bik, voorzitter van de Akademie van Kunsten. “Dat vergt van de maatschappij een totaal andere manier van denken over werk en waarde. Hoe lang moet zo’n regeling gelden? En waarom zouden alleen kunstenaars een basisloon krijgen? De uitwerking is lastig, maar dat er iets van een regeling moet komen, is duidelijk. Met de afschaffing van de Beeldende Kunstenaars Regeling in 1987 en het einde van de Wet Werk en Inkomsten Kunstenaars in 2012, is dat verdwenen.”
Getrainde hersenspier
Het pleidooi voor meer geld bevestigt in de ogen van sommigen het beeld van de kunst- en cultuursector als een bodemloze put die uit liefdadigheid in stand wordt gehouden. Maar dat is een frame dat de sector neerzet als geïsoleerd hoekje van de samenleving. In die optiek staat financiële ondersteuning gelijk aan subsidie die verdampt, terwijl het een investering is die niet alleen de sector versterkt maar ook bijdraagt aan andere delen van de samenleving en economie.
“We hebben in Nederland de neiging kunst te definiëren als een product, iets waar je een kaartje voor koopt en dat onderdeel is van de kunstmarkt”, stelt Marleen Stikker, directeur van Waag Futurelab. “Dat is een ongelooflijke reductie wat kunst is en hoe het doorwerkt. Kunst gaat over het nadenken over de wereld, die wereld vormgeven en handelingsperspectief creëren. Het varieert van fundamentele vragen stellen tot het ondersteunen van mensen in veranderingsprocessen en het ontwerpen van heel concrete oplossingen. Kunstenaars zijn zeer betrokken op de vraagstukken van deze tijd en dragen bij aan nieuwe visies, nieuwe perspectieven en praktijken. Gelukkig is de kijk op kunst de laatste jaren iets aan het veranderen. Het feit dat de Tweede Kamer zelf opdracht heeft gegeven voor het Berenschot-rapport In de schijnwerpers – Groeipotentie voor de culturele sector door bijdragen aan maatschappelijke opgaven stemt hoopvol. Er is meer oog voor maatschappelijke impact.”
Zelf kwam Waag Futurelab, in samenwerking met Akademie van Kunsten, Federatie Creatieve Industrie en Kunsten ’92, met een position paper dat het rapport aanvult met concrete voorbeelden. De crux van de meeste voorstellen: betrek kunstenaars en ontwerpers vanaf een vroeg stadium bij de aanpak van grote vraagstukken, zoals klimaatverandering, maatschappelijke polarisatie en het dichten van de groeiende kloof tussen overheid en burger. Stikker: “Veel van die vraagstukken worden nu benaderd vanuit een economische of technologische hoek, maar gaan eigenlijk over gedrag, ingesleten gewoontes en ideeën over hoe de wereld werkt. Over cultuur dus.”
Suggestie 3: Stel een percentageregeling in bij grote transitiefondsen en regiodeals: bijvoorbeeld 5% maatschappelijk budget voor de inzet van kunstenaars, ontwerpers en andere makers.
Bij de grote transitiefondsen en regiodeals zou een bepaald percentage – 5% bijvoorbeeld – moeten worden gereserveerd als ‘maatschappelijk budget’ waarbij kunstenaars en ontwerpers en andere makers een belangrijke rol kunnen vervullen. Zij kunnen met burgers, wetenschappers en maatschappelijke initiatieven samenwerken aan de weerbaarheid en het oplossend vermogen van de samenleving. Met ontwerpmethodieken, verbeelding en praktische, innovatieve oplossingen. Stikker noemt het programma Werk aan uitvoering als voorbeeld. “Dat programma is opgezet naar aanleiding van de toeslagenaffaire en de schadeafhandeling van de Groningse gasvelden. Er is € 2 miljard uitgetrokken om de omgang met de samenleving te verbeteren. Maar dat geld besteedt de overheid nu grotendeels aan zichzelf, terwijl de samenleving ook versterkt moet worden om goed met de overheid te kunnen communiceren en individuele burgers bij te staan. Je zou verwachten dat minstens een kwart van het budget wordt ingezet om de cultuur en de samenleving te versterken.”
Suggestie 4: Zet een landelijke campagne op om deelname van kunstenaars aan maatschappelijk ondernemen te stimuleren.
Suggestie 5: Stel bij de Raad voor Cultuur een commissie in die integratie van kunst en cultuur in maatschappelijke vraagstukken verder onderzoekt.
Omdat de inzet van creativiteit bij dit soort onderwerpen relatief nieuw is, stellen de schrijvers van het position paper voor om flink op de trom te slaan. Een landelijke campagne kan een impuls geven aan maatschappelijk opdrachtgeverschap. Ook zijn ze voor het instellen van een commissie bij de Raad voor Cultuur, die verder onderzoekt hoe kunst en cultuur beter kunnen worden geïntegreerd in maatschappelijke vraagstukken.
“Het gaat om een fundamenteel andere rol en positie van kunst en cultuur, als normaal onderdeel van de samenleving”, stelt Akademie van Kunsten-voorzitter Bik. “Daarom vinden wij ook dat kunst weer een vaste plaats moet krijgen binnen het basis- en voortgezet onderwijs, net als gym. De hersenen zijn immers een soort spier, die je moet trainen en prikkelen om hem niet te laten verslappen.”
Suggestie 6: Maak kunst en cultuur weer vast onderdeel van het curriculum op basis- en voortgezet onderwijs.
C en W dichterbij elkaar
Het huidige kunstbeleid heeft niet alleen te weinig oog voor het maatschappelijk engagement en veranderpotentieel van kunst, maar heeft nog een blinde vlek. Kunstenaars zijn sinds de invoering van de bachelor-masterstructuur in 1999 steeds hoger opgeleid. Na de kunstacademie doen ze vaak nog een Master-opleiding en in toenemende mate zelfs een PhD. Steeds meer kunstenaars schurken dicht tegen de wetenschap aan en maken geen schilderijen of sculpturen maar doen ‘nieuwsgierigheid gedreven onderzoek’.
“Kunst en wetenschap kunnen heel goed samenwerken en veel kunstenaars en wetenschappers willen dat ook”, stelt Stikker. “Ze delen de nieuwsgierigheid naar de wereld, de onderzoekende houding en de wens om dat praktisch te vertalen. Ze kunnen elkaar versterken, juist doordat ze verschillende methodieken gebruiken.”
“Maar het financieringssysteem is ontoereikend”, vult Bik aan. “Er zijn muurtjes gebouwd rond de disciplines, ook binnen de zes Rijksfondsen, en er is weinig ruimte om transdisciplinair te werken. Zeker de kunstenaars en wetenschappers die zonder ruggensteun van een instelling in het veld opereren, hebben het moeilijk hun projecten gefinancierd te krijgen. De C en de W binnen OCW moeten dichterbij elkaar worden gebracht, en beter samenwerken”
Suggestie 7: Pas toegangs- en toekenningseisen van wetenschappelijke financieringsprogramma’s aan zodat ook kunstenaars en ontwerpers aanspraak kunnen maken.
Volgens Bik en Stikker zouden allereerst de toegangs- en toekenningseisen van de wetenschappelijke financieringsfondsen zoals NWO, NWA en CLICKNL moeten worden aangepast. Nu is het zo dat alleen wetenschappers en vertegenwoordigers van het bedrijfsleven aanspraak kunnen maken op die niet onaanzienlijke potjes. Zo heeft het AI-programma een begroting van € 200 miljoen. Als gewaardeerde experts die steeds vaker actief bij dit soort projecten worden betrokken, kunnen kunstenaars niet putten uit deze gelden en worden ze zelfs gevraagd om hun kennis gratis ter beschikking te stellen.”
Suggestie 8: Zet een interdisciplinair fonds op om samenwerking tussen kunst en wetenschap te stimuleren en faciliteren.
Naast toegang tot innovatiegeld zou er een apart fonds moeten komen dat transdisciplinaire samenwerking mogelijk maakt. De kosten hiervoor worden geschat op € 20 miljoen per jaar, wat eigenlijk heel bescheiden is als je bedenkt wat er met dat geld allemaal gedaan kan worden. “Met dat geld kunnen kunstenaars en wetenschappers zich organiseren, elkaars taal leren spreken en gezamenlijke thema’s exploreren”, vertelt Stikker, die het Europese programma Science, Technology & the Arts (S+T+ARTS) als voorbeeld stelt. “Het gaat niet zozeer om een fonds voor individuele projecten, maar om een langdurige programmatische samenwerking tussen kunstenaars, ontwerpers, onderzoekers, universiteiten, culturele instituten en HBO instellingen rond maatschappelijke opgaven. Het gaat om het bouwen van een netwerk, versterking van kennis en opleidingen, een publieksprogramma en jaarlijkse prijzen.”
Meest gecontroleerde euro van Nederland
De traditionele manier van financieren, langs afgebakende grenzen van disciplines, houdt geen gelijke tred met de ontwikkelingen in de kunst- en cultuursector. Maar ook de manier van beoordelen loopt uit de pas. “De cultuureuro is de meest gecontroleerde euro in Nederland”, stelt De Zaak Nu-voorzitter Spaninks. “De wil is er om de manier van controleren en verantwoorden te vereenvoudigen. Maar aan de achterkant heb je nog steeds te maken met de zwaarste accountantscontroles die veel geld en tijd kosten. Bij relatief lage subsidiebedragen wordt al vaak om goedkeurende controleverklaringen gevraagd, terwijl beoordelingsverklaringen ook zouden kunnen volstaan. Dat vinden veel accountants zelf trouwens ook.”
Kern van het probleem is een fundamenteel wantrouwen van beleidsmakers en politici jegens de sector. “Positief gesteld komt daar onder meer een professionaliseringsslag uit voort”, stelt Spaninks. “Want de verantwoordelijkheden worden groter. Dat is op zich niet erg, maar heeft ook negatieve bijeffecten. Zo kost het bijvoorbeeld steeds meer moeite om goede leden voor besturen en Raden van Toezicht te vinden. Die taken zijn door druk op de budgetten vaak ook nog onbezoldigd, maar vragen wel de nodige tijd, kennis en ervaring. En dat staat dan weer verjonging en meer diversiteit in de bestuurlijke laag in de weg.”
“De kunst van nu wordt gekleurd door een enorm getalenteerde generatie fondsenaanvragers”, zegt dichter/theatermaker Oomen op half grappende toon. “Subsidie aanvragen betekent vooral hokjes aanvinken en punten verzamelen. Dat moedigt niet bepaald aan om over je eigen werk na te denken. Veel liever zou ik een essay schrijven over de bedoeling en het belang van mijn werk, kritisch en beschouwend.”
Suggestie 9: versoepel en versimpel het financieringsstel, met name op het gebied van de verantwoording en accountancy die meer over impact dan over cijfermatige efficiëntie moet gaan.
Beoordeling van subsidieaanvragen zou minder kwantitatief moeten en meer oog moeten hebben voor impact die niet meteen in cijfers te vatten is. Stikker van Waag Futurelab pleit ook voor het oprekken van de cultuurnotaperiode. “Dat geeft meer rust. Daar hoort dan wel een goede visitatie bij, aan de hand waarvan ze hun koers kunnen bijsturen. Zo kan een infrastructuur ontstaan die nu ontbreekt in de culturele sector, eentje met langdurige samenwerkingsverbanden en een strategisch onderzoeksprogramma. Als je daarnaast de financieringsmogelijkheden voor kunst en cultuur verbreedt, staat niet iedere vier jaar de existentie van instellingen op het spel.”
Lees ook de andere artikelen in de KUNSTEN2030-reeks:
‘Terug naar de geest van Leonardo’
‘Weg van de hijgerigheid’
‘Jong geleerd, oud gedaan’